Firar en l'tisam (vluchten en beschutting zoeken)

Firar betekent letterlijk: ergens van wegvluchten. In het taalgebruik der Sufi's betekent het reizen van de schepping naar de Schepper. Zich verschuilen voor de 'schaduw' in het 'oorspronkelijke'. (In het Sufisme wordt de schepping gezien als de schaduw van een origineel een waarlijk bestaan in Eenheid van de Goddelijke Schepper)

Het betekent ook: afzien van de 'druppel' om in de 'oceaan' te duiken en zich afwenden van een stuk glas, waarin de zon is weerspiegeld, naar de 'zon' zelf. Het betekent ontsnappen aan de gevangenis der zelfaanbidding om te 'smelten' in de stralen der Waarheid. Het Vers: 'Vlucht naar God' (S51 / A50) dat de reis van de mens aanduidt, in hart en ziel, kan verwijzen naar deze daad van het hart, het spirituele intellect.

Hoe verder de mens verwijderd is van de verstikkende lichamelijkheid en de vleselijke dimensie van zijn bestaan, des te dichter bij God en des te respectvoller voor zichzelf. De Profeet Mozes, vzmh, die een trouwe slaaf was aan de Poort der Waarheid, vertelde hoe een 'vluchteling' naar God en beschuttingzoeker in God werd beloond: Toen vluchtte ik in vrees van U weg en mijn Heer gaf mij de kracht om onderscheid te maken en te oordelen over juist en verkeerd, waarheid en valse schijn. Zo werd ik een van Gods Boodschappers.' (S26/A21). De Profeet Mozes vestigde hiermee de aandacht op het feit dat de weg naar spiritueel genot en ontmoeting met God en de Goddelijke opdracht als Plaatsvervanger, tot stand komt door te 'vluchten'.

Voor gewone mensen betekent dit schuilen in Gods vergiffenis en beloning, vér van de chaos van het leven en de lelijkheid der zonden. Voortdurend beschouwen en herhalen zij de betekenis van: ' Mijn Heer, vergeef mij en heb medelijden, want Gij zijt de Beste van alle meedogend.' (S23/A118). Zij zoeken ook Gods beschutting in uiterste eerlijkheid, zeggende: 'Ik zoek beschutting in U voor het kwaad dat ik heb begaan.' (Tirmidhi, Dawa'at, 15/ Nasa'i, Isti'adha,57)

Het 'vluchten' van de uitverkorenen, door hun vroomheid en nabijheid tot God, is vluchten van hun eigen kwalitatieve gebreken, naar Goddelijke Kenmerken, van de diepten van het hart naar onderscheid en eerbetoon, van de ceremoniële plichten naar de inwendige betekenis en van lichamelijke gevoelens naar spirituele ervaringen. Hiernaar wordt verwezen in het Vers: 'O God, ik zoek beschutting in Uw goedkeuring van uw Toorn en met Uw vergevingsgezindheid van Uw Bestraffing.' (Muslim, Salat, 222).

Het 'vluchten ' van de meest gevorderden in kennis en liefde van God en in vroomheid, is vluchten van de Goddelijke Kenmerken naar het Goddelijke Zijnde Zelf en van de Waarheid naar de Waarheid Zelf. Zij zeggen: 'Ik zoek bescherming in U van U' (Muslim, salat, 222) en zijn altijd in bewondering voor God.

Het 'vluchten ' van al deze groepen mondt uit in beschutting vinden. Het bewustzijn van 'vluchten ' is evenredig met de spirituele diepte der 'vluchtelingen' en de kwaliteit van de 'schuilplaats' is dan ook evenredig met het bewustzijn der 'schuilenden'.

De leden van de eerste groep eindigen in 'kennis van God'. Zij gedenken God door al hun waarnemingen en vernoemen God. Zij koesteren verlangens en hebben voorstellingen die onmogelijk kunnen gerealiseerd worden. Tenslotte komen ze tot rust door de realiteit te aanvoelen die is uitgedrukt in: 'Wij waren niet in staat om U te kennen als Kennende zoals het U toekomt, O Ene Kennende.' Zij voelen altijd aan wat ze extatisch herhalen:

'Wezens zoeken Uw kennis, wie probeert U te beschrijven, slaagt er niet in. Aanvaardt onze boetedoening, want we zijn menselijke wezens, niet in staat U te kennen zoals kennis vereist.'

De leden van de tweede groep zeilen elke dag uit over een nieuwe oceaan van kennis van God en besteden hun levens in voortdurende vernieuwde straling van Goddelijke tekens. Toch kunnen ze onmogelijk gered worden van de hindernissen tussen hen en het eindstation waar hun overvloeiende geest tot rust zal komen. Met hun ogen gericht op de traptreden die naar steeds hogere rangen leiden, vliegen ze steeds hoger, bevend van angst om te vallen.

De leden van de derde groep, die bevrijdt zijn van de wisselingen der toestand, (zie: 'hal', toestand') en die ondergedompeld zijn in verwondering, (zie: 'Hayra', verwondering) zijn zo bedwelmd door 'de wijn uit de alles veroorzakende bron' dat zelfs de bazuin van de Engel Israfil (bij het Oordeel) hen niet uit deze toestand kan halen. Alleen wie deze rang heeft bereikt kan de diepte van de eigen gedachten en gevoelens beschrijven.

Jala al Din Rumi zegt: 'Deze waandenkbeelden zijn valstrikken voor heiligen, waar zij in werkelijkheid de weerkaatsingen zijn van de stralende gezichten van hen die in Gods tuin verblijven.'(Mathnavi, vol. 1, p3).

'De tuin van God' zijn de uitingen van Goddelijke Eenheid, de tekens van één of meerdere Heilige Namen in het Universum. 'De dragers van het schitterend gelaat' duiden Heilige Namen en Kenmerken aan die toegespitst zijn op een eenvoudige zaak of wezen. De vermelde tekst betekent dus:

De heiligen zitten gevangen in de uitingen van Heilige Namen en Kenmerken. Deze uitingen bestaan in illusies van hen die de Goddelijke waarheden niet zien. Volgens Sari Abdullah Efendi, zijn de harten van de Profeten en heiligen als spiegels waarin de Goddelijke Namen en Kenmerken worden weerkaatst. God toont ook Zijn Namen en Kenmerken doorheen het Universum, als de Heer - Heerser, Ondersteuner en Meester - van het universum zodat dit een tuin wordt met de voordturend vernieuwde schoonheden en charmes waardoor de Profeten en heiligen worden verleid.

Pin It
  • Aangemaakt op .
Copyright © 2024 Website van Fethullah Gülen. Alle rechten voorbehouden.
fgulen.com is de officiële website van bekende Turkse geleerde en denker Fethullah Gülen.