Gülen’s visie op de westerse wetenschap en gedachtegoed
Gülen's visie verschilt op vele manieren van het westerse gedachtegoed. Ten eerste maakt hij bezwaar tegen enkele ideologische visies die volgens hem de westerse wetenschap zijn binnengedrongen en haar grondbeginselen hebben beïnvloed. Hij bekritiseert met name de materialistische dimensie van het westerse gedachtegoed aangezien de westerse wetenschap volgens hem de hemelse openbaringen negeert en de kennisbronnen terugbrengt tot materialistische fenomenen en een empirische kennis. Dit, zo beweert Gülen, beperkt de wetenschappelijke kanalen en onthoudt de mens de metafysische kennis. Volgens hem ziet en gebruikt de westerse wetenschap het positivisme, het progressivisme en de zuivere rede als een ideologisch middel. Gülen schreef het volgende:
Positivistische en materialistische theorieën hebben in de afgelopen eeuwen het wetenschappelijke domein en gedachtegoed blijvend onderdrukt. Metafysische ideeën zijn ingeruild voor het interpreteren van het bestaan, het universum, wereldlijke en hemelse verschijnselen, en in plaats daarvan is de positivistische benadering steeds toegepast.
Deze materialistische interpretatie van het universum heeft tot slechts een enkele denkwijze geleid en heeft de wegen die naar de werkelijkheid leiden geblokkeerd. Het westen bestudeerde het universum en de natuur gedetailleerd, waarbij zij een empirische methode hanteerde met veel nadruk op de rede, maar ze slaagde er niet in een eenheid van fysica en metafysica te ontwikkelen. En zo zijn mensen uiteindelijk in een positie beland waarin zijzelf, hun verstand en hun ziel met elkaar in tegenspraak zijn. Deze positie heeft hun ziel van hun subjectieve zintuigen vervreemd.[1]
In zekere zin beschouwt Gülen de ideeën van het naturalisme en het rationalisme als de belangrijkste oorzaken van de depressie die de westerse wetenschap vandaag de dag tergt. De westerse wetenschap kampt met dit probleem doordat zij gebaseerd is op secularisme en atheïsme: doordat ze probeert God te verloochenen. Dit secularisatieproces effende de weg voor een conflict tussen wetenschap en religie. Gülen beschrijft dit conflict als een sterkere destabilisatie tussen God, het universum en de mens. De kerk is er niet in geslaagd om die balans in stand te houden:
De huidige vertegenwoordigers van het christendom uitten extreem spirituele visies. Zij onderschatten de natuur, het wetenschappelijke onderzoek en het menselijke gedachtegoed. Zij benadrukten slechts de spirituele kant van het leven, en negeerden haar materiële kant. Zij hebben zelfs getracht om de materiële kant te ontkennen…[2]
Naarmate zij de spirituele kant van het leven sterker benadrukten, des te meer de natuurwetenschappers ertoe neigden de materiële kant te onderstrepen. Dit bracht uiteindelijk een conflict teweeg tussen wetenschap en religie. Gülen wijst erop dat dit conflict in de geschiedenis slechts in middeleeuws Europa voorkwam:
Zo`n conflict bestaat niet in het Oude Griekenland, of in de Egyptische, Mesopotamische, Indische of de Chinese beschavingen. Hier lijken antropologische, sociologische en historische oorzaken voor te zijn. Zo zien we bijvoorbeeld in de literatuur van het Sanskriet dat alle wetenschappen, van astronomie tot astrologie, en van wiskunde tot kosmogonie, benaderd zijn aan de hand van een combinatie van religie, wetenschap en magie. Deze beschavingen moedigden hun leden weliswaar niet fervent aan om zich te verdiepen in de wetenschap, maar hielden er evenmin een wereldbeeld op na dat conflicteerde met wetenschap.
Voor de Chinese beschaving gold hetzelfde. Confucianisme bestreek niet een religieus systeem, maar bestond uit strikte morele codes. En daarom is het niet mogelijk om te spreken van een conflict tussen deze op waarden gebaseerde discipline en wetenschap.
De religies uit het Oude Egypte en Mesopotamie beschikken eveneens over mythologische rethoriek. Wetenschappen in deze samenlevingen omvatten onder meer astronomie, kosmogonie en geneeskunde, maar zij bereikten nooit het niveau van een volledig empirische of rationele wetenschap. Bovendien is er geen onderscheid tussen wetenschap en magie.[3]
De wetenschap van het Oude Griekenland had haar wortels in die van het Oude Egypte en Mesopotamië. Toch had het Oude Griekenland een andere sociologische opvatting. De bovengenoemde beschavingen vormden weliswaar staten, maar niet zoals die van de Grieken. Het Oude Griekenland had een andere ervaring, een die een individualistische levensopvatting tot gevolg had. Dit eigenaardige karakter van de Griekse maatschappij voorkwam dat een religieuze groep de andere domineerde. In het Oude Griekenland gaven dichters en denkers uiting aan hun overtuiging en heilige gedachten, en stonden zij open voor nieuwe ideeën en wetenschappelijk onderzoek. En dus was er geen atmosfeer waarin wetenschap en religie met elkaar konden botsen. Met betrekking tot dit zegt Gülen tevens het volgende:
Religie stond in de oudheid onder controle van de politieke autoriteit. Elke daad tegen religie werd dan ook gezien als een daad tegen de politieke autoriteit van de staat. Elk optreden tegen religie door een denker of een dichter zou serieuze spanning en maatschappelijke discussies teweegbrengen.[4]
Aldus, zo betoogt Gülen, was er geen sociologische reden voor een botsing tussen religie en wetenschap.
In het jodendom zien we evenmin sporen van een botsing tussen religie en wetenschap. Dit gold voor de oude Joodse gemeenschap, ondanks passages uit het Oude Testament over de schepping van de mens, het universum, historische gebeurtenissen en bepaalde persoonlijkheden die in tegenspraak zijn met wetenschappelijke en historische gegevens. Gülen becommentarieert dit, waarbij hij zowel de geseculariseerde positie van het jodendom in acht neemt als de historische omstandigheden die de Joodse gemeenschap heeft meegemaakt:
De turbulente en verwarrende ervaringen die de Joodse gemeenschap heeft moeten doorstaan hebben er niet toe geleid dat wetenschap en religie met elkaar botsten. De Joden hadden slechts kortstondig de kans om een georganiseerde staat te vormen. Zij zijn blootgesteld aan onderdrukking en deportatie. Deze historische ervaringen hebben hen een sterk eenheidsgevoel gegeven dat andere naties zelden bereiken. Ze zijn er dus op voorbereid om altijd te moeten vechten.[5]
Het christendom echter kent een andere loop van de geschiedenis. Gülen beschouwt de tijd van Jezus, zijn apostelen en de vroegste heiligen als een uitzonderlijke periode. Wat hem betreft werd de basis voor de botsing tussen wetenschap en religie precies in die vroege periode van het christendom gelegd. De eerste expansieperiode effende de weg naar de leerstellingen van het christendom om het sociale en culturele leven als geheel te behandelen. Zo kende het christendom sinds deze vroege periode op verschillende niveaus dialectiek en conflicten tussen wetenschap en het vrije denken. Zoals eerder beweerd legt het christendom er sterk de nadruk op dat de mens een duaal karakter heeft. Vooral de katholieke doctrines richten zich op de spirituele kant van de mens. Zij minimaliseren de fysische dimensie door fysieke passie en verlangen consequent af te keuren. In zekere zin onderdrukt dit de bio-psychische kenmerken van de mens. Volgens deze doctrines moet een ware gelovige deze kant van zijn of haar persoonlijkheid onderdrukken en afzweren omdat, naarmate men de fysiologische kant meer onderdrukt, men meer vrijheid en mens-zijn realiseert. En zo propageert het christendom op een bepaalde manier een hemels leven in deze wereld. Het schetst een levensmodel of verlossingsideaal om de mens te redden van de wereldse worstelingen en hem uiteindelijk verlossing te brengen. Het menselijke bestaan op aarde is een zondig bestaan, en elk individu dient een weg te vinden om aan deze gevallen wereld te ontkomen. Deze christelijke metafoor suggereert, vanaf de eerste eeuw van het christelijke tijdperk dat het einde van de wereld voortreffelijk zal zijn. Deze gemoedsgesteldheid heeft vele christelijke heiligen ertoe gebracht te verklaren dat argumenten over hoe de aarde er werkelijk uit heeft gezien, in het hiernamaals irrelevant zijn.
Gedurende de middeleeuwen bouwde het christendom zo`n spiritueel rijk in Europa dat alle middeleeuwse cultuur en haar opleidingsinstituten gedomineerd werden door het christelijke dogma zoals dat door de katholieke kerk gedefinieerd werd.
Dit leidde tot een snellere botsing tussen het christendom en de wetenschap. Gülen concludeert dat deze botsing het gevolg was van de excessieve indoctrinatie van de christelijke geloven. De westerse wetenschap, zo stelt hij, ontwikkelde zich contrair aan deze strenge indoctrinatie door het christendom.
Deze botsing was in het begin onzichtbaar vanwege het sterke overwicht dat de gevestigde kerk had. Toch wierp, naarmate Europa verder moderniseerde, de nieuwe wetenschappelijke generatie de kosmologische leerstellingen van de kerk omver. Copernicus, Kepler, Galileo, en Newton luidden een nieuw tijdperk in, en een frisse wind begon overal te waaien. Dit proces beïnvloedde ook de vertegenwoordigers van de christelijke theologie. De beweging van Luther en Calvijn dwong het tempo af tegen de extreem statische benadering van de kerk. Het was in deze periode dat hervormingen de weg effenden voor wetenschappelijke vooruitgang. Op religieus gebied eiste men onder andere de mogelijkheid om zonder de kerkelijke tussenkomst te kunnen bidden. Deze gebeurtenissen leidden tot een opstand tegen de maatschappelijke en politieke dominantie van de kerk. Volgens Gülen, trachtte het westerse gedachtegoed deze botsing tussen religie en wetenschap te verzachten en te overwinnen, aangezien Descartes en Spinoza de kwestie van de aandacht van de kerk weghielden. Descartes presenteerde zijn bekende dualistische filosofie alsof hij beide partijen tevreden wilde houden. Voor hem had de wetenschap een bepaalde focus - de natuur. Maar het had ook een teleologische dimensie. Die dimensie kon echter alleen bereikt worden door middel van de wiskunde en ervaring. Religie werd beschouwd als spiritualiteit en datzelfde gold voor het hiernamaals. En zo werden wetenschap en religie gezien als afzonderlijke domeinen met verschillende doelen en methoden. Er was geen sprake van een botsing zolang beide maar op hun eigen terrein bleven.
Gülen beweert dat "al lijkt de botsing tussen wetenschap en religie tijdelijk te zijn afgenomen, deze opnieuw is toegenomen door de gerationaliseerde ideeën van de cartesiaanse denkers in het bijzonder." Sterker nog, deze botsing nam pas in de 19de en de 20ste eeuw af, met de komst van moderne nationale staten. Van een botsing was toen geen sprake meer aangezien zowel religie als wetenschap binnen hun eigen grenzen bleven.
Gülen betwist de achtergrond van de botsing tussen wetenschap en religie binnen de Islam. Volgens hem gaat de Islam op een holistische manier met de mens om, als een combinatie van geest, hart, ziel en lichaam. Islam stelt zich open voor wetenschappelijke ontwikkelingen en universele werkelijkheden, met alle maatschappelijke, culturele, economische en politieke instellingen. De Islam beschouwt de natuur als een boek om te lezen, te ervaren en in bezinning na te leven. De Islam eert de natuur als een monument van het vakmanschap van de Schepper.
Volgens Gülen begeleidt de Koran de wetenschap en het vrije denken door mensen aan te moedigen de natuur en de scheppingswet nauwkeurig te bestuderen (sharia al-fitriyya). Koranverzen - waaronder Gij zult in de handelwijze van Allah nooit een verandering aantreffen noch zult gij de handelwijze van Allah ooit gewijzigd vinden (Fatir) 35:43) - duiden op de experimentele wetenschappen en rationele kennis. Deze twee voorbeelden onderstreepten de vroegmoderne Europese wetenschap en gedachtegoed. Gülen geeft aan dat de Koran scholastiek, conjectuur, imitatie en conventie sterk afwijst. Wanneer er tot hen werd gezegd (die de voetsporen van Satan volgen), "Volg hetgeen Allah heeft geopenbaard," antwoorden zij, "Neen, wij zullen datgene volgen (tradities, gewoonten, overtuiging en gebruiken) wat wij onze vaderen zagen volgen."Wat als hun vaderen in het geheel geen verstand hadden en ook zij de rechte weg niet kenden? (Baqara 2:170). De Koran verwerpt het conventionalisme en moedigt in plaats daarvan onderzoek en observatie aan. Gülen legt uit hoezeer de Islam waarde hecht aan de empirische kennis, proefneming, observatie, onderzoek, redenering en grondgedachten door middel van Koranverzen zoals die in Al Imran 3:190, Tariq 86:5, Ya-Sin 36:40, Baqara 2:164, en Anbiya 21:30. Vervolgens bespreekt hij hoe de Islamitische visie op de empirische wetenschap en het wetenschappelijke gedachtegoed floreerden tijdens de vroege islamperiode.
Veel eerder dan hun Europese tegenhangers, slaagden Moslimdenkers op verschillende wetenschappelijke terreinen door empirische en rationele methoden te gebruiken bij het vormgeven van de basale karakteristieken van de islamitische samenleving. Gülen besluit dat de islamreligie geen geschiedenis heeft waarin wetenschap en religie botsen.
Gülen bekritiseert de in het westerse gedachtegoed en wetenschap ingebedde cartesiaanse en mechanistische zienswijzen. De cartesiaanse methode introduceerde een deterministische en mechanistische visie om alles binnen de grenzen van de zogenaamde onveranderlijke regels van de natuurwetenschappen te verklaren. De eerste modernisten - Copernicus, Kepler, Boyle, Pascal, Guericke, Bacon, en Descartes - verachtten de traditionele vormen van kennis en negeerden de vroege ervaringen van de mensheid. Bacon zei dat ze een nieuwe start gingen maken - dat ze een nieuw gebouw gingen bouwen. Descartes ging verder door te verklaren dat dit ding genaamd ‘filosofie’ eerder niets lovenswaardigs had voortgebracht. Maar dingen liepen anders dan ze hoopten. Hedendaagse wetenschappelijke critici geven aan dat hoewel de cartesianen de natuur, de mens en de maatschappij herontdekten, ze de grote problemen van de mensheid niet hebben opgelost, en er evenmin in slaagden een methodologie te ontwikkelen, onafhankelijk van de oudere kennis. Gülen stelt dat deze wetenschappelijke arrogantie niets meer dan een illusie was:
Geen enkele periode uit de menselijke geschiedenis heeft zoveel technologische en materialistische rijkdom gekend … Echter, in geen enkele periode uit de menselijke geschiedenis werd de wetenschap van die tijd gezien als zijnde zo in strijd met de spirituele en innerlijke kant van de mens als in die van de moderne wetenschap … De moderne wetenschappelijke kringen geloofden dat de oude tradities, met al hun waarden, spoedig zouden worden afgedankt. Volgens hen zou de rede licht werpen op alles; wetenschappers zouden alles ontdekken wat te maken had met al het bestaan, en de wetenschappelijke takken zoals biologie, fysica, chemie, en astrofysica zouden het hele universum grondig veroveren…[6]
Echter, de nieuwe fysica, voor het eerst door Max Planck geïntroduceerd, ontwikkelde zich snel na de vroegmoderne periode en ontkrachtte de argumenten en illusies van hen die het universum vanachter beslagen ramen observeren: …En al deze ontwikkelingen maakten duidelijk dat een onzichtbare kant van het bestaan wellicht bestond. Nieuwe ontwikkelingen dwingen ons vandaag de dag om nieuwe uitleg en interpretaties te vinden. We moeten andere instrumenten vinden dan het verheerlijkte positivisme en vreemde rationalisatie vinden om zaken te verklaren. En deze middelen dienen rekening te houden met het hart, de geest en het hiernamaals …[7]
In een ander artikel onderstreept Gülen het idee dat de positivistische aard van de wetenschap niet in staat is geweest om ook maar iets te bieden dat een spirituele bevrediging benadert:
Noch de wetenschap, noch het intellect van de mens boden een serieuze verklaring voor het begin en einde van het universum, de schepping of de geheimen des levens. Zulke kwesties, die de mens vanaf het begin bezig hebben gehouden, blijven de meest beangstigende uitdaging voor het intellect. De huidige wetenschap en het menselijke intellect lijken geen verklaring te geven voor de buitenzintuiglijke waarneming, openbaring, inspiratie, intuïtie, dromen, buitenzintuiglijke kennisbronnen, de penetratie van de metafysica in fysica, miraculeuze gebeurtenissen, of gebeden. Vandaag de dag valt de mensheid nog steeds terug op de hulp en referenties van de religieuze uitleg..."[8]
De eendimensionale wetenschap werd zo oppervlakkig dat het ons van onze eigen spirituele dynamica heeft vervreemd. Het ontwikkelde een onhandelbare technologie die zowel de mens als de natuur dreigde te vernietigen:
De positieve wetenschappen raakten aan het einde van de vorige eeuw dermate beschadigd dat zelfs een aantal geleerden zoals Ruban Alves, Paul Feyerabend en Rene Guenon, die toch als vertegenwoordigers van de moderne wetenschap gelden, voelden dat de moderne wetenschap beteugeld moest worden. In het laatste kwart van de 20ste eeuw, echter, nam de mensheid zich voor om enkele taboes achter zich te laten en boekte enig succes. Toch kan men niet zeggen dat de oude gewoonten volledig werden afgezworen, gezien het grote aantal mensen dat wetenschap en technologie nog steeds zien als de enige echte en onfeilbare meester en gids…[9]
Zoals we eerder zagen, benadrukt Gülen het eendimensionale karakter van de westerse wetenschap en wijst hij ook op het feit dat dit conflict "tussen wetenschap en religie uitsluitend ontstond doordat zowel de kerk als de wetenschap de kwestie slechts vanuit één perspectief benaderden."
1. De verhouding tussen wetenschap en determinisme
In zijn woorden en artikelen over de wetenschap, besteedt Gülen speciale aandacht aan de relatie tussen ‘oorzaak en gevolg’. Hij schrijft de val van de Islamitische wetenschapswereld zelfs toe aan het onvermogen van moslimgeleerden om zich te houden aan deze regel en aan de volgorde van de verhoudingen zoals die in het Boek van de Natuur beschreven zijn.
Het westerse wetenschappelijke gedachtegoed ontwikkelde een sterk deterministische visie op de wetenschappelijke theorie en praktijk. Een van de belangrijke uitkomsten van deze visie was de materialistische interpretatie die het wetenschappelijke gedachtegoed binnendrong. Naarmate het zich meer het in het materialisme verankerde, des te minder was het ontvankelijk voor de metafysica en het heilige. Dit is de meest fundamentele eigenschap van het westerse wetenschappelijke gedachtegoed. Met andere woorden: in de moderne tijd pakte de westerse wetenschap alleen het Boek van de Natuur op en negeerde het Boek van God. Echter, beide waren metaforisch aanwezig in de westerse en islamitische wereld. De westerse wereld bleef dan ook in het verklaren van de betekenis van het menselijke bestaan op aarde en zijn relatie met God. Dat terwijl de moslimwereld het tegenovergestelde deed; zij negeerde het Boek van de Natuur, beperkte zich tot het Boek van God en raakte zo op wetenschappelijk gebied achter op de westerse wereld.
Gülen benadrukt dit aspect in alles wat hij over de wetenschappelijke ontwikkelingen zegt of schrijft. Om Gülens nadruk te begrijpen, loont het de moeite om het deterministische begrip, dat in de westerse visie op wetenschap ingebed is, te bestuderen. Het begrip determinisme vindt zijn oorsprong in het dialectische materialisme dat in de 16de en 17de eeuw opkwam.
Het belang van het determinisme voor de geschiedenis van de wetenschap en de filosofie kan toegeschreven worden aan de ontdekking van de natuurwetten, en de uiteindelijke toepassing van deze wetten in de maatschappij en de vooruitgang. Recentelijk bekritiseerden sociale wetenschappers de manier waarop het determinisme is toegepast op mens en wetenschap. Deze wetenschappers beamen dat de wet van oorzaak en gevolg tot op zekere hoogte ook toepasbaar is op sociale fenomenen. Echter, ze vinden niet dat deze wet de transcendente of externe krachten per se ontkent.Zij realiseren zich dat een strenge deterministische visie fatalisme stimuleert en de mensen hun wilskracht ontneemt. Toch biedt een dergelijke visie op het determinisme geen verklaring van hoe de metafysische fundering van de wereldse verschijnselen en de transcendente kracht er zou kunnen uitzien. Geconfronteerd met al deze negatieve aspecten van de westerse wetenschap, kunnen wij zeggen dat het westen lijkt te slagen op het gebied van wetenschappelijke vooruitgang en omwentelingen, maar dat het uiteindelijke leidt tot negatieve maatschappelijke, politieke en ideologische omstandigheden. Dit komt doordat, hoewel de westerlingen de natuur met groot enthousiasme hebben ontdekt en bestudeerd, zij hun focus beperkten tot causale verhoudingen.
Gülen erkent dat de ontdekking van de causaliteit de drijvende kracht is geweest achter wetenschappelijk onderzoek en diens verworvenheden, en is zich er terdege van bewust dat het vandaag de dag een algemeen geaccepteerd fenomeen is. Toch gelooft hij dat het determinisme bepaalde onvolkomenheden heeft die de mensen weghouden van goddelijke doelen, en die de creativiteit van hun intellect en wil verminderen.
Gülen beweert ook dat het causaliteitsprincipe in het maatschappelijke leven valide is, al is het niet in die mate waarin het principe in het domein van het fysieke leven geldig is. Hier zien we hoe Gülen het causaliteitsprincipe in de praktijk interpreteert. Hij benadert het causaliteitsfenomeen niet uitsluitend vanuit het perspectief van de fysica, maar probeert in plaats daarvan praktische en maatschappelijke conclusies te trekken. Het is duidelijk dat de maatschappelijke gebeurtenissen zich zo nu en dan herhalen, en daarom stelt Gülen dat wij toekomstige gebeurtenissen kunnen en moeten schatten in het licht van het causaliteitsprincipe:
Men wordt geacht zich vast te houden aan oorzaken zoals drijfveren. Deze te negeren is niets anders dan determinisme. De middenweg impliceert waakzaamheid en een hartstochtelijk vasthouden aan redeneringen zonder daaraan te twijfelen. En ook dat we sterk erin moeten berusten dat wij alleen van God afhankelijk zijn en van niemand anders. Men moet de verhouding tussen oorzaak en gevolg erkennen, maar dient extreem determinisme geen kans te geven. In dit opzicht mag men niet verder gaan dan een middenwegdeterminisme. Ik weet niet zeker of dit een acceptabele interpretatie is, maar men ziet in onze cultuur dat het determinisme niet benaderd is als een concept dat volledig uitgesloten dient te worden.
Wanneer verplicht determinisme betekent dat dezelfde oorzaken dezelfde gevolgen hebben, dan hebben wij geen reden om bezwaar te maken. Wanneer wij deze interpretatie volgen, dan accepteren wij definitief het idee dat we, zelfs op het gebied van het maatschappelijk leven, bepaalde resultaten kunnen waarnemen zoals die geïnterpreteerd zijn in de context van oorzaak-en-gevolg - zelfs al zijn we van mening dat het determinisme niet zo breed na te leven is in het maatschappelijke leven als in het fysieke leven. Dus, als we deze interpretatie volgen, dan moeten we voorzichtig zijn over de maatschappelijke gevolgen van bepaalde interventies. Dit betekent dat wij een plan moeten hebben voor een veilige toekomst, een gezonde maatschappij, een sterke staat en een stevige internationale relatie en erkenning. Anders zouden wij continu voor verrassingen komen te staan.
Het is niet de bedoeling dat we continu wachten op de dingen die komen gaan. Alles wordt in de andere wereld voor ons voorbereid, en vervolgens naar deze wereld overgeheveld. Wij moeten duidelijk bepalen waar wij staan, of wij in of uit het leven zijn. Wanneer een maatschappij wijkt voor ideeën zoals ‘de mens is vrij op aarde’, dan zal de mens zijn tijd besteden zoals hij dat zelf wil. De mens zal denken dat hij niet hoeft na te denken over de toekomst; hij zal denken dat het verleden en het heden slechts verhalen zijn. Hij zal geloven dat hij net zoveel mag genieten als hij wil, en hij zal denken dat niemand de wereld in zijn eentje zou moeten redden. Deze wereld is het niet waard om veel over na te denken... In een maatschappij als deze, wordt het gebruiken van Gods fysieke zegens als verering gezien, en dientengevolge is die maatschappij dood. In een maatschappij als deze, hebben de intelligentsia en de staatsmannen de taak om mensen uit hun maatschappelijke malaise te halen en hen naar de hogere doelen te brengen door hen, middels de wetenschap, te verlichten. Wanneer de intelligentsia en de staatsmannen de maatschappij in verwarring brengen met de valse ideeën van de dagelijkse politiek; wanneer zij de mensen vertellen dat een ander bestuur of een ander regime hun innerlijk zou kunnen herstellen; wanneer zij dit doen in plaats van de mensen met hogere wetenschappelijke doelen te indoctrineren zoals het vinden van de waarheid en het juist denken, dan zullen zij de maatschappij in nog meer problemen onderdompelen...[10]
2. Religie, wetenschap en ideologie
De wetenschap en wetenschappelijke activiteiten zijn van oudsher gebruikt als de fundamenten van ideologische doeleinden. Religieuze gedachten en principes zijn van tijd tot tijd gebruikt als barrières die deze doeleinden verhinderden. De ervaring van het christendom in de scholastieke middeleeuwen vormt in dit opzicht een goed voorbeeld. Het christendom was een politiek en cultureel voertuig geworden voor de officiële ideologie van het Rijk in de katholieke kerk. Eeuwenlang had deze ideologie het christendom georganiseerd om het voor haar eigen politieke doeleinden te gebruiken, en tussen de 18de en de 20ste eeuw organiseerde zij de wetenschap en wetenschappelijke vooruitgang voor dezelfde doeleinden. De milde wrijving die voor het eerst tussen de Kerk en de wetenschap ontstond bleek een ideologische wrijving te zijn die de scheiding van kerk en staat als gevolg had. De staat slaagde erin religie te diskwalificeren, en bleef de wetenschap als een ideologisch middel gebruiken - dusdanig dat veel geleerden gedurende de 20ste eeuw vaak benadrukten dat de wetenschap, die steeds meer gemilitariseerd werd, onafhankelijk zou moeten worden van de staat en haar politieke en ideologische doeleinden. Deze reacties van de geleerden steken zelfs vandaag de dag zo nu en dan de kop op.
Gülen geeft aan dat dit historische feit de risico’s en tegenslagen blootlegt waarmee we geconfronteerd worden zodra religie of de wetenschap tot een ideologisch instrument wordt gemaakt. Voor hem zijn zowel wetenschap als religie middelen die gebruikt kunnen worden in de zoektocht naar de werkelijkheid. Religie behelst één kant, terwijl de wetenschap de andere kant inhoudt. Anderzijds ontdekt de mens de relatie tussen zijn bewustzijn en zijn bestaan en denkt hij na over hoe hij met deze realiteit moet omgaan. Wat het eerstgenoemde betreft neemt hij zijn toevlucht tot de wetenschap in combinatie met religieuze informatiebronnen; terwijl religie cruciaal is voor de laatstgenoemde. Dienovereenkomstig is het doel van de wetenschap om te ontdekken wat de werkelijkheid is, terwijl het doel van religie is om te specificeren hoe de mens moet omgaan met deze realiteit. Wanneer wetenschap en wetenschappelijke activiteiten gebruikt worden voor doeleinden anders dan de wetenschappelijke ontdekking, dan wordt de wetenschap een ideologisch instrument:
Wanneer het de wetenschap aan enthousiasme en motivatie ontbreekt om de basis van het bestaan te ontdekken en te analyseren, dan is zo’n wetenschap blind en zullen zijn bevindingen ongetwijfeld tegenstrijdigheden bevatten. Wanneer de wetenschap gebruikt wordt voor onwaardige doeleinden zoals bepaalde politieke en ideologische, dan zal deze wetenschap onvermijdelijk op hachelijke toestanden stuiten.[11]
In de afgelopen twee eeuwen werden ontwikkelingslanden gemakkelijk gekoloniseerd waarbij de wetenschap als een ideologisch instrument gebruikt werd. Vele culturele elementen van deze regio’s zijn vernietigd in de naam van de moderne wetenschap. Religieuze, culturele en civiele activa verkommerden. Misbruikt door bepaalde ideologieën probeerde de wetenschap om alles naar haar eigen evenbeeld te herscheppen. Ook vernietigde zij de natuurlijke en ecologische harmonie. Het ging zo ver dat de menselijke soort nu met uitsterven wordt bedreigd als gevolg van milieuvervuiling. De manier waarop de wetenschap de natuur beheerst was het eindresultaat van een ideologie waarin de mens in God veranderde. Deze ideologie is succesvol geïmplementeerd, ook al heeft zij de mensheid veel gekost.
Volgens Gülen is het gebruiken van religie als een ideologisch instrument ook riskant en verkeerd: "Religie is een leidraad voor de mens waar hij blindelings op kan vertrouwen. Het opent de weg voor de wetenschap en biedt de mensheid diepgaande perspectieven om de werkelijkheid van het bestaan te beseffen." Gülen wijst hier op een belangrijke kwestie:
Religie, wat in feite een hemels fenomeen is, kan gebruikt worden als de aanstichter van fanatieke haat- en wraakgevoelens, net zoals de wetenschap door bepaalde ideologieën en bewegingen als een façade gebruikt kan worden om de werkelijkheid te verhullen. Dit laat religie op een tegengestelde manier zien. Wat een contradictie voor hemelse fenomenen om slechts in de tegengestelde richting weergegeven te worden!
Stel je de wetenschap als een huis voor - het zou eigenlijk net zo heilig moeten zijn als een tempel - dat gedomineerd wordt door of onderworpen wordt aan een filosofische beweging. De wetenschap wordt een slaaf van een fanaticus of, sterker nog, een onwetende ideologie. De wetenschap wordt hier een vervloekt iets. Wanneer een religie gebruikt wordt voor de belangen van politieke of non-politieke groepen, dan worden de tempels van die religie de showrooms van die groep, in plaats van een heilig gebedshuis. Dit misbruik zal ongetwijfeld de heiligheid van religie beschadigen.
Wanneer sommige leden van een maatschappij de wetenschapsinstellingen als hun eigen showroom gebruiken, om de wetenschap voor hun eigen ideologische doeleinden te gebruiken, dan zullen deze instellingen verworden tot arena’s waar hebzucht en ambitie de scepter zwaaien. Evenzo, wanneer sommige leden van een maatschappij de medegelovigen, die hun politieke opvattingen niet delen, uitmaken voor ongelovigen, hypocrieten of verraders, dan zullen deze mensen ongetwijfeld een strenge religie uitstralen die de algemene bevolking van die maatschappij angst aanjaagt.[12]
Gülen beschrijft ook hoe mensen hetzij religie, hetzij de wetenschap ideologiseren vanwege hun eigen onbekwaamheden of incompetenties. Hij vindt dat sommige mensen wetenschap of religie gebruiken om hun tekortkomingen of mislukkingen te compenseren. Zulk misbruik verwijdert religie en wetenschap van hun oorspronkelijke en heilige vorm. Gülen vindt dat dit misbruik alleen voorkomen kan worden door liefde voor God, de wetenschap en de werkelijkheid. Alleen door dit liefdeselixer kan de mens wegblijven van dit ideologische en menselijke misbruik. De mensheid ervoer deze liefde voor het eerst dankzij de profeten van God.
Gülen, zoals duidelijk blijkt uit de bovengenoemde citaten, veroordeelt hen die religie gebruiken als hun eigen showroom, en beschuldigt hen er ook van dat zij wetenschap en religie van hun oorspronkelijke as doen afwijken. Gülen definieert het doel van de wetenschap en wetenschappelijke studies als zijnde liefde voor God en de waarheid. En daarom probeert hij een metafysisch kanaal te openen door het idee van het transcendente aan te voeren - een idee dat eeuwenlang van de wetenschap vervreemd is geweest vanwege de positivistische visies op kennis en filosofie.
Begrippen zoals liefde, barmhartigheid en affectie komen niet voor in het wetenschappelijke onderzoek. Door zowel metafysische als mystieke zaken in de wetenschap te introduceren, wijst Gülen duidelijk op de oude kosmologische visie die de idee omhelst dat liefde en barmhartigheid de bestaansredenen van het universum zijn. De oude kosmologische visie - waarin mens, het universum en God een constante causale relatie met elkaar hebben - werd terzijde geschoven met de komst van de moderne wetenschap. De wetenschap dook in de materialistische visies en werd gedwongen eendimensionaal te zijn - en morele, religieuze en metafysische zaken negeren.
3. Rede, wetenschap en cultuur
Gülen stipt de ideologie van puur rationalisme aan, een overblijfsel van de 19de eeuw. In zijn artikel uit augustus 1999 in het tijdschrift Yeni Ümit (New Hope), behandelt hij dit punt op subtiele wijze. Gülen roept op om de valkuilen van het materialisme en rationalisme te ontlopen, en voert aan dat de moslims zich op het transcendente richten om hun ziel, geloof en gedachtegoed te vernieuwen. Hij vestigt de aandacht op de moderne mens wiens hart al vervreemd is van de spirituele sfeer. Verder adviseert Gülen de moderne mens om zijn morele kompas aan de transcendente waarden aan te passen door middel van rede en bezinning.
Gülen benadert de rede op een gevoelige en eenvoudige wijze. Geïnspireerd door zowel de Koran als de Risale-i Nur, verklaart Gülen hoe de ultieme rede, de hemelse rede en de aardse rede tezamen kennis kunnen produceren die het individu in contact zal brengen met de transcendentie. Zijn artikel getiteld De Twee Gezichten van Rede en Redelijk Zijn behandelt filosofische kwesties niet expliciet, maar concludeert dat ‘redelijk zijn’ de verbinding tussen gedachte en oneindigheid betekent.[13] Het verbinden van de gedachte met het transcendente en het oneindige refereert aan het hebben van een sterk geloof en diepgaande bezinning. Wat Gülen betreft illustreert de Koran hoe men eenheid kan bewerkstelligen door een kosmisch bewustzijn te combineren met de kennis van het bestaan. Het laat ons zien hoe wij onze rede, ons bewustzijn en ons hart samen dienen te gebruiken. De roep van de Koran met betrekking tot de rede is altijd verbonden aan het oneindige:
Alle boodschappen uit de Koran kunnen onderzocht worden door middel van rede, logica en opinie. De Koran ‘praat’ op een manier die rede, zin en bewustzijn niet in staat stelt om bezwaar te maken, en rehabiliteert zijn volgers in de naam van de redelijkheid.[14]
De rede raakt het oneindige door middel van observatie van het bestaan. De Koran roept de mens op tot rede en wijsheid door hem te vragen over het bestaan na te denken. Van de rede wordt altijd verwacht dat het het rationalisatiemechanisme gebruikt – alsof het speiaal voor dit doel gecreëerd is.
De Koran verklaart de Eenheid van God als redelijk, en schetst de aanbidding van afgodsbeelden en ontrouw als onredelijk. Het behandelt deze kwestie soms binnen de harmoniecontext - zijnde de context van verbinding - en soms door de aandacht van de gelovigen te vestigen op de aanbidders van afgodsbeelden in de tijd van de Profeet. De Koran roept op tot de rede wat betreft de mensen die vroeger in deze valkuil, het aanbidden van afgodsbeelden, zijn gevallen, en geeft levendige voorbeelden van ontrouw, verafgoding en geloofsverzaking. De Koran verkondigt duidelijk hoe de waarzeggers vroeger een verkeerd begrip hadden van ‘afgod’, en hoe de mensen die hen volgden ten gronde gingen. De Koran beschrijft ook hoe de mensen vroeger dwaalden en valse goden aanbaden aangezien alle gebeurtenissen in het universum duiden op de eenheid van God.
In zijn Risale-i Nur, een exegese van de Koran, behandelt Bediüzzaman Said Nursi ook de kwestie van de rede.[15] Gülen beschrijft de manier waarop hij de kwestie benadert in de Risale-i Nur:
De Risale-i Nur benadrukt het lezen en naleven van het Boek van de Natuur. Dit wordt overigens niet alleen benadrukt door de Risale-i Nur; maar door alle profeten, heiligen en Islamgeleerden. En hoewel er variatie is in de accenten, is het patroon altijd hetzelfde: de aarde en de hemel moeten alleen geobserveerd worden om te ontdekken dat alles de Schepper toebehoort. Dan zal de menselijke ziel tevreden zijn, aangezien de wetenschap die zich over het Boek van de Natuur ontfermt spirituele bevrediging zal bieden.[16]
Deze vorm van bezinning en redenering vormt in feite al jarenlang de nalatenschap en methode van de Islamtraditie. Gülen benadert dit nagelaten gedachtegoed, dat theologische, filosofische en mystieke kwesties bestrijkt, door dit op een volgbare en delicate wijze te interpreteren en in een hedendaags taalgebruik te communiceren. Zo herziet hij bijvoorbeeld een passage uit de Risale-i Nur (Brief 20, Clausule 2, Passage 10 en 29) waarbij hij gebruik maakt van hedendaags taalgebruik, door uit te leggen dat het pad der polytheïsme (het aan God geven van metgezellen en partners) veel moeilijker en irrationeler is dan het omhelzen van het theïsme (de eenheid van God); en dus oppert hij het basisargument dat geloven in een omnipotente God redelijker is dan het geloven in een God die partners nodig heeft.
Gülen wijst op een theïstisch standpunt middels concepten van rede en rationaliteit. Hij analyseert de aanpak van de Risale-i Nur die een rationeel proces zowel in stand houdt als aanmoedigt. In feite behandelt de Koran deze kwestie op dezelfde wijze, aangezien de Koran het woord ‘rede’ niet afzonderlijk noemt, maar altijd als een functionele en praktische eenheid. Gülen volgt dit gedachtepatroon ook bij het analyseren van de kwestie.
Toen moslims met traditionele Islamitische gedachten aan de wetenschap refereerden, spraken zij van de functionele en praktische kennis van de Koran. Maar, wanneer een westerse materialist over wetenschap spreekt, dan refereert hij aan de kennis die een mens macht kan brengen en de middelen biedt om de natuur te beheersen en individuen en maatschappijen te manipuleren.
De functie van de rede is dus om kennis in deze richting te gebruiken. Het westerse materialisme heeft rede en kennis onafhankelijk gemaakt van de transcendente en heilige waarden. Echter, volgens de Koran kunnen rede noch kennis onafhankelijk worden gemaakt van deze waarden. Sterker nog, ze worden geacht deze waarden te dienen. Alles wat in de naam van de rede en de kennis gedaan wordt, zou moeten wijzen op de Eenheid van God. Zo niet, dan betekent het dat het op de een of andere manier tegen het doel van de schepping is gebruikt, en gedoemd is in polytheïsme te verdrinken. Volgens de Koran is polytheïsme een duidelijk onredelijke bestemming voor onze ontdekkingen en reflectie. Met andere woorden: wanneer rede en kennis misbruikt worden, wanneer zij niet gebruikt worden om de mens het doel van de schepping beter te laten begrijpen, dan zal dit negatieve ideologische, theologische, individuele en maatschappelijke gevolgen hebben, aangezien de maatschappij tot polytheïsme zal neigen. De Koran levert af en toe voorbeelden van oude maatschappijen die deze consequenties hebben ondergaan. Gülen behandelt deze voorbeelden waarbij hij zowel de toon van de Koran volgt als het standpunt van de Risale-i Nur:
Openbaring, rede en ervaring
De bezwaren die de moslimintellectuelen opvoeren wat betreft de westerse wetenschap richten zich op de algemene ideologische benadering die de openbaring bewust heeft genegeerd. Zij wijzen ons op deze bewuste weglating. Moslimgeleerden hanteren de volgende menselijke kennisbronnen:
1) Externe zintuigen (vijf zintuigen)
2) Rede/intellect
3) Openbaring
De westerse wetenschappers erkenden de eerste twee bronnen als de fundamenten van de wetenschap en omdat zij de openbaring minder wetenschappelijk achtten, zagen zij het niet als een bron van kennis. Dit resulteerde in twee radicale bewegingen: positivisme en rationalisme. Het positivisme omhelsde de zintuiglijke ervaring, terwijl het rationalisme het intellect omhelsde. Echter, beide ontkenden andere menselijke kenniservaringen. De aanhangers van beide bewegingen geloofden dat alles wat buiten de vijf zintuigen en het intellect waargenomen werd, niet als kennisbron erkend kon worden. Beide benaderingen verwierpen alles wat metafysisch was, en deze afwijzing veroorzaakte radicale veranderingen in de menselijke concepten over de maatschappij, de economie, de geschiedenis en het universum.
Het onderzoeken van de tekenen en effecten van positivisme en rationalisme, helpt ons begrijpen waarom de moslims zoveel waarde hechtten aan de openbaring. Gülen is ook een voorstander van deze categorisatie van echte kennis, die altijd al een bekende indeling is geweest binnen het Islamitische gedachtegoed. Maar tegelijkertijd versterkt hij deze drie kennisbronnen door ze te verduidelijken.
Het feit dat kennis bronnen heeft, zo legt hij uit, betekent niet dat mensen die kennis naar behoren zullen verwerven, en het betekent evenmin dat mensen in staat zullen zijn om die kennis op praktische wijze te gebruiken of dat ze die kennis verder kunnen ontwikkelen om deze optimaal te benutten. Om de uit deze bronnen verkregen kennis in de praktijk te brengen, moet de maatschappij enthousiast zijn over kennis en van wetenschap houden. De te volgen methode is erg belangrijk. De reden waarom Europa zich zo snel en succesvol heeft ontwikkeld is dat de maatschappij de wetenschap omarmde. Iedereen streefde naar nieuwe ontdekkingen in de naam van de wetenschap. De wetenschap beperkte zich voorts niet tot de aristocratische kringen, maar bereikte alle maatschappelijke niveaus. Gülen spreekt over het belang van de onderzoeksinstellingen en beweert dat onderzoekscentra de universiteiten zouden moeten steunen. Anders zullen universiteiten geen nieuwe bevindingen, ideologieën en/of oplossingen bieden, maar zullen ze niet verder komen dan het verzelfstandigen van standaardpatronen en herbevestigen van monotone ideeën. Deze ideeën doen niets anders dan het elimineren van de morele parameters en respect voor de wetenschap. Teneinde te overleven moeten wetenschap en de wil om te onderzoeken zich over de gehele maatschappij verspreiden. Ontbeert een maatschappij deze kwaliteit, dan bestaat deze maatschappij uit egoïstische leden. Deze maatschappij zal gedomineerd worden door haar zelfzuchtige leden, zij die niets om de anderen geven.
Door de nadruk die de Islam legt op de openbaring als zijnde een afzonderlijke kenniscategorie, onderscheidt deze religie zich behoorlijk van de andere benaderingen die bij andere culturen bestaan. Gülen vestigt de aandacht op dit punt wanneer hij spreekt over zijn idee over de wetenschap, en zegt dat wetenschappelijke inspanningen nooit los van de openbaring gezien moeten worden:
Het is de onderscheidende en transcendente eigenschap van de Profeten om gebeurtenissen naar behoren te lezen en te interpreteren, en een balans te vinden tussen de realiteit van het universum en die van het goddelijke. Alleen de Profeten realiseerden zich de essentie van de werkelijkheid in het universum. Alleen zij begrepen de eenheid van het universum zoals deze in verschillende vormen in het wereldlijke bestaan weerspiegeld en verspreid werd. Dit is hun wonder en de Profeet Mohammad, vrede zij met hem, neemt in dit opzicht een bijzondere plaats in.
Tegenwoordig is het de mens nog steeds niet gelukt om ver te komen in het vinden en interpreteren van de werkelijkheid van het universum en het metafysische bestaan, ondanks de behoorlijke wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Lang geleden, ontvingen de Profeten de goddelijke kennis over de aard van het bestaan en zij deelden deze kennis met hun mensen.
De Profeten verwierven deze kennis niet door middel van wetenschappelijk onderzoek of individuele ervaringen, deze kennis volgde uit hun vermogen om na te denken en zich te bezinnen, waarbij hun hart klaar was voor de goddelijke openbaring, en hun speciale band met God. Dankzij dit talent werden zij zich bewust van de almachtige, de alwetende en de alomtegenwoordige God die het universum in stand houdt. Zij zagen de eenheid van het Goddelijke Wezen overal en waren in staat de tekenen van de almachtige Allah in alle deeltjes van het universum te lezen en te interpreteren. Zij erkenden trouw de Eenheid van God in hun zintuigen, gedachten en in hun geloof.
Het is moeilijk te zeggen dat de wetenschap wat betreft de mens, het universum en de goddelijkheid dezelfde opmerkelijke conclusie heeft getrokken, waarover de Profeten hun mensen eeuwen geleden informeerden. Vandaag de dag is de wetenschap nog steeds een kruipend kind waarbij conclusies dagelijks worden veranderd. Vele wetenschappelijke conclusies worden als fout gezien, en er worden meer fouten gemaakt in de zoektocht naar andere conclusies. Bovendien kan de wetenschap niet buiten haar grenzen treden (daar waar zij beperkte kwesties behandelt). Het is niet fout om te stellen dat de wetenschap geen theorie heeft voortgebracht die zichzelf niet heeft vervangen. En dus is zij er nooit in geslaagd om de werkelijkheid te vinden. Deze verklaring betekent niet dat de wetenschap als onbelangrijk wordt gezien of dat wetenschappelijk onderzoek er niet toedoet. Wij vinden juist dat zowel de wetenschap als haar uitkomsten belangrijk zijn en dat zij ons respect verdienen. En dus worden wij geacht hen te waarderen. Wat wij wel proberen te stellen is dat de openbaring ook een kennisbron is die betrekking heeft op de mens, het bestaan en de schepping. En deze bron is beschikbaar in de Boeken die aan Gods Profeten zijn geopenbaard, ook al zijn sommige Boeken verdraaid.[17]
Gülen herhaalt deze profetische bron, genaamd habar al-rasul (een boodschap via de profeet) regelmatig in de klassieke Islamitische literatuur. Hierdoor benadrukt hij dat de profetische boodschappen ‘blijvende realiteiten’ zijn. Hier bespreekt hij niet de wetenschappelijke aard van de profetische boodschappen, aangezien de inhoud van de openbaring een andere kwestie is. Gülen richt zich op het feit dat de principes van de goddelijke openbaring eeuwenlang intact zijn gebleven, terwijl wetenschappelijke theorieën telkens vervangen zijn. Zelfs die theorieën die zo sterk leken zijn verschillende keren herzien. Echter, de principes die de Profeten communiceerden worden beschouwd als blijvende kennisbronnen:
Vele principes van de huidige moderne wetenschappen zijn lang geleden op verschillende manieren door de Profeten geïntroduceerd, omdat hun hart en geest openstonden voor de openbaring. Hoe ver de moderne laboratoria en technologische instituten ook mogen komen, wereldwijd zullen de meeste mensen wetenschappelijke principes en bevindingen beoordelen aan de hand van religieuze boodschappen en interpretaties. Zonder aarzeling volgen zij de religieuze boodschappen met betrekking tot de mens, het bestaan en God in het bijzonder. Dit terwijl zelfs de nieuwste en stevigste wetenschappelijke theorieën en veronderstellingen steeds vervangen worden. Hedendaagse wetenschappers zetten hun vraagtekens bij hun voorgangers. Theorieën die eerder zeer betrouwbaar leken worden vandaag de dag door nieuwe theorieën vervangen. En dus komen de principes die de wetenschap voortzet één voor één, en vallen ze ook één voor één. Echter, de principes die de Profeten voortzetten zijn altijd als betrouwbaar beschouwd. Hun waarde is nooit afgenomen. Ze zijn nog steeds waardevol en zullen dat ook blijven, aangezien de bron van hun principes God de Almachtige is, die het bestaan heeft geschapen en onderhoudt, die het als een boek heeft geschreven, en het als een plaats heeft georganiseerd.
Het laatste woord over de mens, het bestaan en de Schepper moet gegeven worden aan de Profeten, die een bijzondere band hadden met de Almachtige. Zij moeten het recht krijgen om de werkelijkheid voor ons of de werkelijkheid achter de kosmos te interpreteren.
Een van de specifieke missies van de Profeten was om de mensen te informeren over de aard van hun relatie tussen het bestaan en hun leven en handelen, en ook over hun plichten tegenover de Almachtige. Het waren de Profeten die ons hebben ingelicht over de aard van het bestaan, waarbij zij de meest overtuigende en duidelijke antwoorden gaven op belangrijke vragen zoals “Waar komen wij vandaan?” en “Waar gaan we heen?” - de cruciale vragen over de zin van het bestaan.
Van ons wordt verwacht dat we zoeken naar de meest betrouwbare antwoorden met betrekking tot de reden van ons bestaan op aarde. Evengoed dienen we uit te zoeken wat onze leidraad moet zijn tijdens onze reis op aarde. Alleen dan kunnen wij de zin van het bestaan en het universum begrijpen, en het tafereel achter het gordijn van het uitwendige bestaan. Alleen dan zullen wij het doel van het wereldse bestaan begrijpen, en alleen dan zullen ons geest, lichaam en ziel tot rust komen."[18]
[2] Ibid., p. 11.
[3] Ibid., p. 16.
[4] Ibid., p. 17.
[5] Ibid., p. 17.
[6] Gülen, Günler Baharı Soluklarken, Istanbul: Nil Yayınları, 2002, p. 17.
[7] Ibid., pp. 18–19.
[8] Ibid., pp. 98–99.
[9] Ibid., pp. 71–72.
[10] Gülen, Yeşeren Düşünceler, pp. 105, 179–181. Zie ook, Gülen, Ruhumuzun Heykelini Dikerken, p. 114; Beyan, İstanbul: Nil Yayınları, 2008, pp. 88, 105; Zamanın Altın Dilimi, İstanbul: Nil Yayınları, 2002, p. 19; "Işık–Karanlık Devr-i Daimi,"Sızıntı, Nr. 298, november 2003.
[11] Gülen, Işığın Göründüğü Ufuk, p. 10.
[12] Ibid.
[13] Gülen, Kendi Dünyamıza Doğru, pp. 73–85. "The Qur'an teaches us this way and it defines 'to be reasonable' as to relate the thought to the infinity." (De Koran leert ons deze wijze en bepaalt dat wij “redelijk moeten zijn” zodat de gedachte in verband staat met de oneindigheid.”
[14] Ibid.
[15] Voor een uitgebreid verslag over Nursi’s exegese, zie Ibrahim Abu-Rabi, Islam at the Crossroads: On the Life and Thought of Bediuzzaman Said Nursi, Albany: State University of New York Press, 2003.
[16] Gülen, Kendi Dünyamıza Doğru, pp. 73–85.
[17] Gülen, Kendi Dünyamıza Doğru, p. 142.
[18] Ibid.
- Aangemaakt op .