Waar ging de ‘postmoderne coup’ over?
In de zomer van 1996, werd er in Turkije een coalitieregering gevormd tussen de Islamistische Welzijnspartij (RP) onder leiding van de heer Necmettin Erbakan en de centrumrechtse Partij van het Juiste Pad (DYP) geleid door mevrouw Tansu Çiller, die zichzelf als de grootste opponent van de RP had aangekondigd.
Deze coalitie regering werd de volgende zomer tot ontslag gedwongen door de culminatie van een psychologische oorlogscampagne die door de Turkse Gewapende Krachten (TSK) tegen deze regering ontworpen en uitgevoerd werd. De campagne begon met de beslissingen die op 28 februari 1997 genomen werden door de Nationale Veiligheidsraad (MGK), die de top van de regering en de militaire leiders bij elkaar bracht, betreffende maatregelen om de toename van “religieuze fundamentalisme” tegen te houden. Het jaar daarop wordt de RP gesloten door de Constitutionele Rechtbank en worden de heer Erbakan en een aantal RP politici uit de politiek verbannen voor vijf jaar.
De interventie van de militairen in 1997 om de gekozen regering te dwingen tot terugtrekking is de “postmoderne coup” genoemd omdat dit namelijk tekort schoot aan de machtsovername door de militairen, zoals het geval was in de drie voorafgaande interventies van 1960, 1971 and 1980. Het publieke debat, dat vorige week plaats had in Turkije, was gericht op waar de “postmoderne coup” over ging en de lessen ervan. Dit debat is meer dan welkom omdat het een stap vooruit betekent in de pogingen van Turkije om de liberale democratie te consolideren door te leren van fouten in het verleden.
Waarom grepen de militairen in? De drijvende kracht achter alle militaire staatsgrepen, coup bedreigingen en mislukte staatsgrepen in de geschiedenis van de Turkse democratie is de “basisfilosofie” van de Turkse staat –i.e., Kemalisme. De militairen hebben hun politieke rol gelegitimiseerd en hun positie in veiligheid gebracht als een staat binnen een staat waarbinnen de staat door hun loyaliteit aan het Kemalisme dat de bewaking van het regime aan de elites van de staat schenkt en hen houdt aan een zeer hoge autoritaire vorm van secularisme en uniculturalisme. De militairen brachten de postmoderne coup ten toneel omdat ze het vooral onacceptabel vonden dat een Islamistische politicus het ambt van minister-president had overgenomen.
Maar hadden de militairen, zoals in alle voorgaande interventies, geen steun en aanmoediging ondervonden van de ideologische en krachtige deel van het maatschappelijk middenveld, dan was het niet mogelijk geweest om hun doelstelling te bereiken. Het is onnodig te zeggen dat, rivaliserende politieke partijen, die niet echt toegewijd zijn aan democratie, de militairen steunden met de verwachting dat ze aan de macht zouden komen, zoals dat ook uiteindelijk gebeurde. Grote media eigenaren, die ook in vele andere zaken hadden geïnvesteerd, steunden de militairen omdat ze ongerust waren dat de lucratieve relatie van patronage die ze hadden met de staat en de regeringen tot nu toe, gekort zou worden als de RP aan de macht beleef. Grote ondernemingen steunden de interventie omdat ze dachten dat de RP de voorkeur zou geven aan de stijgende Anatolische zakenlieden bij de toekenning van staatssubsidies en leningen. Kemalisten in burger en militaristen die van harte de militaire campagne steunden waren niet gering in aantal en dat zijn ze zelfs vandaag ook nog steeds niet.
De RP onder leiding van Erbakan committeerde zich zeker aan de meerderheidsregel van de democratie en was geheel gerechtvaardigd in het tegen gaan van het autoritaire secularisme van de Kemalistische staat. Maar er waren wijdverspreide twijfels in de gemeenschap over het respect van RP voor de individuele rechten en vrijheden. Erbakan en een aantal van zijn opvolgers exploiteerden echt religieuze sentimenten door de boodschap te verspreiden dat Moslims hun religie zouden verraden wanneer ze hun stem niet uitbrachten op de RP. Het provocatieve discours en gedrag van Erbakan en een aantal van zijn opvolgers droeg ook bij aan de totstandkoming van deze militaire campagne. Zelfs vrome moslims waren bezorgd over het discours en het gedrag van de RP leiders. Ik denk dat dit de reden was waarom zelfs de alom gerespecteerde moslim geleerde en spreker Fethullah Gülen openlijk voorstander was van het ontslag van de regering die geleid werd door Erbakan. Hij was hoogst waarschijnlijk zich ervan bewust dat de provocaties van Erbakan zouden kunnen resulteren in de vaststelling van verdere onderdrukkende maatregelen tegen religieuze mensen. En dat was nu wat er in het kielzog van de postmoderne coup gebeurde. Gülen zelf voelde de behoefte om zich te vestigen in de Verenigde Staten en verblijft daar nog steeds ondanks het feit dat hij vrijgesproken is van alle gerechtelijke zaken tegen hem in de nasleep van de postmoderne coup waarbij hij werd beschuldigd van activiteiten tegen het “seculiere” regime.
Als een liberaal gezinde nieuwsblad commentator, was ik ook zeer goed op de hoogte van de misstappen van Erbakan, en was ik zowel tegen de entree van de RP in de coalitieregering toen het nog niet klaar bleek te zijn om die verantwoordelijkheid te nemen en ook tegen de verbanning door de Constitutionele Rechtbank. De volgende regels kunnen illustreren wat mijn positie was ten opzichte van de RP: “De RP heeft ten minste twee gezichten. Het is nodig om de positieve te steunen en de negatieve tegen te gaan. Het moet wel fair behandeld worden zodat het naar kritiek luistert. Het is noodzakelijk om een inclusieve benadering te hebben tegenover de RP, niet alleen om zijn commitment aan de regels van het spel zeker te stellen maar ook om het tegen radicale invloeden in zijn periferie te beschermen. Allen die zich inzetten voor de democratie hebben een verantwoordelijkheid in deze.
- Aangemaakt op .