De reis voorbij het wezenlijke
O God, de meest Verhevene: We aanschouwen wat U voor ons heeft tentoongespreid, Uw meest originele en opvallende werken, vervaardigd in de meest perfecte vorm, waarmee U onze starende blik inviteert. We aanschouwen dingen en gebeurtenissen die, in hun onderlinge relatie, de meest briljante en goed geproportioneerde van Uw oogverblindende afbeeldingen zijn. De manifestatie van al Uw schoonheden trekt uit de boezem van de natuur een variëteit van kleuren aan, die zich ontvouwen als in een boek over kunst. U geeft bewijs door het schrijven met uw Pen en in overeenstemming met het Boek dat U ermee schreef, hebben onze geesten vleugels gekregen. We hebben de bron van alle dingen gezien in het licht van Uw Namen. Stemmen en muziek van hemelse harmonieën worden overal gehoord en onze harten zijn betoverd door het mysterie van de heilige archetypen, de fontein van alle dingen.
Met behulp van het oog in het hart hebben we de essentiële identiteit begrepen tussen de kern van het geloof en de Touba-boom in het paradijs, waarin die kern zal groeien. We zijn opgestaan om een verre reis te maken tot in de koninkrijken voorbij het wezenlijke. Op deze reis heeft Uw heilige boek onze geest geleid door een visioen van Uw namen en attributen te beschrijven en door ons te leiden naar de eeuwigheid. U heeft de reis naar Uzelf beschreven, het tot in het kleinste detail in kaart gebracht en het afgebeeld in de mi’raj (Hemelvaart) van Uw heilige dienaar, vrede en Uw zegeningen zijn met hem, en zijn miraculeuze opgang door de Zeven Hemelen naar Uw aanwezigheid. Die reis is mogelijk voor iedereen die kennis van U heeft, door zijn of haar geest. Als we te ver zijn gegaan in het aanraken van de klink van de poorten van uw mysteries, vragen we vergeving voor de onbeleefdheid van onze minderwaardige, onvolwassen zielen, welke onwetend zijn van de regels en fatsoensnormen.
O, Schepper, Meest Verhevene en Meest Schone, die ons in dit bestaan heeft gebracht en die ons heeft toegestaan het oneindige plezier daarvan te voelen. U heeft voor ons enorme werelden geopend als een boek. U heeft van ons bewustzijn de kust gemaakt waar Uw Goddelijke mysteries kabbelen en ons zo in staat gesteld om ze gewaar te worden. Als U deze prachtige werelden niet voor ons had ontvouwen in een boek, als U Uzelf niet had onthuld aan ons door de Profeten te sturen, overeenkomstig onze capaciteit om het te begrijpen, zouden wij U in het geheel niet hebben gekend.
Als u geen verband had bewerkstelligd tussen de natuur en onze innerlijke ervaringen en als U ons niet had begiftigd met een aangeboren perceptie met behulp waarvan we misschien arriveren bij de ware kennis en ware gnosis, hadden we er nooit op kunnen hopen Uw Goddelijke Essentie of iets anders over U te leren kennen. Hoe hadden we dan bewondering kunnen voelen voor Uw Weg? We zijn Uw geboeide dienaren. De terugkerende flitsen die in ons bewustzijn zijn weerspiegeld, zijn de stralen van Uw bestaan. Wat wij bezitten is geheel en al afkomstig van Uw giften en gunsten. We verklaren dit nog maar eens en we bekennen dat we Uw gehoorzame slaven zijn die nooit op zoek zijn naar verlossing; wij verlangen er juist naar om onze banden met u te vernieuwen.
O, Heerser van de harten, in de herinnering en meditatie van Degene aan wie de harten zijn vastgemaakt, streven wij ernaar de wegen te bepalen die leiden naar Uw aanwezigheid en de ramen te openen voor Uw bestaan. Soms zoeken we door te graven in de realiteit der dingen en gebeurtenissen en soms door te vertrouwen op onze intuïtie. Ons doel is om hetgeen we van U hebben ontvangen over te brengen op hen die een ziek hart en een dorre geest hebben en om trouw te blijven aan de sublieme waarheden die ons zijn vertoond op de meest duidelijke manier.
We hebben zonder twijfel fouten begaan en onze fantasieën en grillen uitgeleefd, want we zijn niet in staat geweest om de meest duidelijke waarheden in hun essentiële zuiverheid te laten zien.
Als we fouten hebben gemaakt, hebben we ze gemaakt terwijl we U zochten en terwijl we anderen probeerden te leiden. Als we fouten hebben gemaakt, hebben we ze gemaakt op weg naar U. Maar een fout is nog altijd een fout. Met gebroken harten, ineengekrompen geesten en onze nekken in kettingen, smeken wij om Uw genereuze oordeel. We doen deze bekentenis in de wetenschap dat Uw onbegrensde genade Uw toorn altijd overwint. Het is niet gepast voor Uw nederige slaven, in het bijzonder degenen die u heeft begunstigd, om fouten te begaan. Maar, staat u me toe, omdat ze dat nu eenmaal doen, om op te merken dat genade en vergeving U, boven alles, eer aan doen.
O, Heerser van mijn hart. Bij de Heerser horen de vorstelijke manieren die Hem passen, net als onderworpenheid een slaaf past. Als U ons vergeeft, zouden we het boek van Uw universum opnieuw willen bestuderen, om zo aandacht te besteden aan de stemmen die over U vertellen. Wij zouden getuige willen zijn van de tekenen van Uw bestaan en we zouden verrukt willen zijn door de liederen over U zodat we Uw heilige rijk bereiken. Staat U, in Uw genade, degenen in nood bij! [Criteria or Lights of the Way, Izmir, 1996, deel 1, (9e editie), p.1-8]
- Aangemaakt op .