Khawf en khashya (vrees en verering)

In de taal der Tassawuf, sufisme, duidt 'vrees' het afwijzen aan van de strikt verboden dingen en daden maar ook van wat is afgeraden. Het betekent ook, als de tegengestelde pool van hoop en verwachting, dat een reiziger op het pad der ultieme Waarheid, zichzelf niet beveiligd weet tegen terugval en Goddelijke straf in het Hiernamaals. Daarom ziet hij af van luiheid en het uitspreken van ijdele en ongepaste woorden van zelfverheerlijking.

Volgens Qushayri is vrees een gevoel dat een reiziger op het spirituele pad inperkt en doet afzien van slechte daden en daarom zijn toekomst helpt te beveiligen. Vrees spruit voort enerzijds uit het besef van blootstelling aan slechte dingen en anderzijds uit het besef van het ongemakkelijk is van dingen te missen die men wil hebben.

In die zin verwijst vrees ook naar de toekomst. In vele verzen wijst de Qur'an op de toekomstige resultaten van daden en handelingen van personen en probeert zo een wereld tot stand te brengen die de toekomst omarmt. In de wereld die de Qur’an wenst te stichten, is het mogelijk om de toekomst in alle facetten waar te nemen. De Qur'an moedigt hen aan om standvastig in geloof en praktijken te zijn en zo de Islam te laten groeien in de harten der gelovigen. Dan zullen zij voor hun einde 'vrezen' en ook voor hun vermogen om als gelovige Moslims te sterven. Enkele van deze verzen zijn: 'Er zal iets voor hen verschijnen wat ze niet hadden verwacht.' (S39,A47) en 'Zullen we U zeggen wiens werken het minst betekenen? Het zijn zij die leefden in de genoegens van deze wereld en dachten goed te leven.(S18, A103).

Deze verzen doen de harten beven van angst en zijn zoals de draden waarmee het kantwerk van het leven wordt geweven. Hoe gelukkig en welvarend zijn zij die de kantwerken van hun leven met deze draden weven. Met deze waarschuwingen leidt de Qur'an ons naar het Hiernamaals en naar het waarderen ervan, meer dan van iets anders.

In Zijn Lichtende Toespraak gebruikt de Almachtige God de vrees als een zweep om ons op Zijn bestaan te wijzen en ons met Zijn aanwezigheid te eren. Zoals een moeder haar kind berispt door het in de warme, zorgzame handen te nemen, zo trekt deze 'zweep' de mens aan naar de diepte der Goddelijke Genade en verrijkt hem met Gods zegening en overvloed die de mens moet verdienen en dan kan ontvangen uit Zijn Genade en Gratie. Hiervoor is elk voorschrift en raadgeving in de Qur'an vermeld. Alle voorschriften komen voort Goddelijke Genade en zij verheffen de zielen der gelovigen, naast hun taak van waarschuwing en dreiging.

Degene wiens hart beeft voor de Almachtige en erdoor met ontzag is vervuld, is vrij van vrees voor anderen, een vrees die rampzalig, nutteloos en verstikkend is. In Zijn Lichtende, hoopgevende, Toespraak, waarschuwt de Almachtige niets of niemand anders te vrezen dan Hem. In verschillende verzen wordt dit duidelijk. Zoals in: 'Vreest hen niet, vreest Mij, als gij ware gelovigen zijt.' (S3, A175) Hij spoort hen aan om geen nutteloze fobieën te vrezen in verzen zoals: 'Vrees alleen Mij' (S2,A40) , 'Zij vreesden hun Heer, die hen vanuit de hoogte overschouwt, en voeren al Zijn bevelen uit.' (S16, A50), 'Zij laten hun rustbedden om tot hun Heer te huilen, in vrees en hoop'.(S32, A16)

Hij prijst de harten die bloeien uit vrees voor God en welvarend zijn in Gods ontzag. Hij prijst hen, omdat een mens die zijn leven inricht in overeenkomst met de vrees voor God, zijn wil voorzichtig gebruikt en behoedzaam alle fouten vermijdt. Zulke gevoelige en behoedzame zielen vliegen in de hemelen van Gods goedkeuring en instemming. Het volgende is een gepaste uitspraak door de auteur van 'Lujja'.

'Als gij de wraak van God vreest, wees dan standvastig in Religie want een boom is in de grond met stevige wortels bevestigd als de storm komt.

De laagste trap van vrees wordt door geloof bepaald. zoals is beschreven in het Vers: 'Vreest Mij, indien ge ware gelovigen zijt.' (S3, A175) Een hoger niveau van vrees komt uit de kennis die is vermeld in het vers: 'Tussen Zijn dienaren zijn het de bezitters van kennis die God echt vrezen.' (S35, A28) Een derde niveau van vrees is dat, gecombineerd met ontzag en gebaseerd op kennis van God: 'God beveelt U om te vrezen in ontzag.' (S3,A28/30)

Enkele Sufi's behandelen vrees in twee categorieën, de ene is ontzag, de andere is eerbetoon. Beide vormen hebbeen dezelfde natuur en ongeveer dezelfde betekenis. Ontzag slaat op het gevoel waardoor een ingewijde naar God vlucht waar eerbetoon de ingewijde naar God gaat om beschutting te zoeken. Wie voortdurend 'vlucht' van ontzag denkt aan vluchten waar een ander, met het temperament van beschutting te zoeken, denkt aan beschutting in God.

Wie het pad van de 'grote vrees' kiest, blijft vluchten en bemoeilijkt daardoor de eigen vooruitgang. Zij leven in grote soberheid en lijden onder de pijn van voortdurende verwijdering van God. Zij die naar verering neigen, drinken het zoete, levendmakende water van de nabijheid van God dat uit de beschutting in Hem komt en verlangen steeds meer.

De perfecte verering was een kenmerk van de Profeten. Alsof ze de bazuin van Israfil hadden gehoord en tot voor de volle Majesteit en Grootsheid van de Waarheid werden gebracht, vielen de Profeten bijna dood. Zij leefden voortdurend in de kennis van de herinnering van het Vers: 'Als uw Heer zijn Glorie aan de berg bekendmaakt, wordt deze ineengetuikt en viel Mozes in een bezwijming.' (S7, A143) Tussen hen die tot bij God werden gebracht, was de meest dichtbije en de meester van de verering, vzmh. Deze sprak: 'Ik zie wat gij niet ziet en hoor wat gij niet hoort. Als gij maar wist dat de hemelen kreunen en kraken, zij kunnen niet anders! Want er is geen plaats, zelfs niet vier vingers breed, in de hemelen waar de engelen zich niet neerbuigen voor God. Ik zweer bij God , dat als gij wist wat ik weet over Gods grootheid, gij weinig zoudt lachen en veel zoudt huilen. Gij zoudt niet bij uw vrouwen liggen maar gebeden voor God uitschreeuwen in de velden en in de bergen.' (Tirmidhi, Zuhd,9 / Ibn Maja, Zuhd, 19) In deze uitspraak van de Profeet, vzmh, getuigt hij zowel van verering voor God die leidt tot het zoeken van beschutting, als van het ontzag van anderen die vluchtten.

Abu Dharr drukt deze houding van vluchten uit in zijn bijdrage tot de Profetische Traditie:

'Ik wou dat ik een boom was die bij de wortels werd uit de grond getrokken en in stukken gehakt'.

Een ziel die vastbesloten is tot verering en ontzag voor God begaat geen zonden zelfs als die vrees lijkt te vertonen. Suhayb was een van hen die zich helemaal doorbogen uit ontzag voor God. Gods Boodschapper, vzmh, prees hem een zei: 'Wat een schitterende dienaar is Suhayb! Zelfs indien hij God niet vreesde, zou hij nog geen zonden begaan!' (Ajluni, Kashf al Khafa, 323).

Wie God vreest, zucht soms en huilt soms, vooral op momenten van eenzaamheid. Hij probeert om het vuur van de afwezigheid van God te blussen en vooral het vuur van de Hel, want dit is de grootste afstand tussen de mens en God. Zoals in de Traditie is vermeld: ‘Een mens die huilt uit vrees voor God zal niet in de Hel terechtkomen totdat de melk die een zoogdier afscheidt, terugkeert in de borsten waar deze melk uitkwam.' (Tirmidhi, Fada'il al-Jihad,8; Nesa'i, Jihad, 8).

Tranen zijn het beste middel om het Hellevuur te bedwingen. De mens verwart soms wat hij heeft gedaan met wat hij niet heeft gedaan, bang dat zijn daden uit zijn grillen of het lichamelijk ego zijn gekomen. De mens is bang voor wat hij niet deed wat moest gebeuren, door Satans verleiding. Hij heeft verdriet en zoekt beschutting in God. De beschrijving van dergelijke mensenzielen vindt je in de volgende Traditie: (of Hadith)

Toen het Vers: 'Zij die geven, wat ze geven als hun harten vol ontzag zijn, omdat zij tot hun Heer terug zullen keren' (S23, A60) werd geopenbaard, vroeg Aisha, de vrouw van de Profeet, vzmh, naar de betekenis hiervan. Zij vroeg: 'Zijn zij, die vol ontzag zijn, omdat ze terugkeren naar God, diegenen die zware zonden begaan zoals overspel, diefstal en het drinken van alcohol?' De Profeet, de glorie der mensheid, antwoordde: 'O neen Aisha, zij die in dit vers worden vermeld vervullen alle voorgeschreven gebeden, vasten en geven aalmoezen. Zij vrezen dat deze daden niet volstaan om Gods genade te ontvangen.' (Tirmidhi, Tafsir al -Qur'an,24)

Abu Sulayman Darani zegt dat dienaars van God steeds zowel vol vrees als vol hoop moeten zijn. God kan immers tevreden zijn, of niet, met hun daden. Deze vrees én hoop samen is essentieel. Toch is het veiliger dat hun harten trillen met vrees en verering. (Qushayri, al-Risala, 128). Shaikh Ghalib heeft dit zelfde standpunt en drukt zijn gevoelens van vrees zo uit:

'Open de ogen van mijn ziel met een duizendvoudige vrees!'

Pin It
  • Aangemaakt op .
Copyright © 2024 Website van Fethullah Gülen. Alle rechten voorbehouden.
fgulen.com is de officiële website van bekende Turkse geleerde en denker Fethullah Gülen.