Tawba, Inaba en Awba (Berouw, oprechte boetedoeningzich in wroeging tot God wenden)

Berouw, Tawba, betekent eenvoudigweg dat men spijt heeft en vervuld is van wroeging over de zonde. Ook dat men zich opnieuw tot God keert met een vernieuwde intentie om goed te maken wat men verwaarloosd heeft. Waarheidszoekende geleerden geloven dat dit een eerlijke inspanning inhoudt om gered te worden van de opstandigheid tegenover de Goddelijke Essentie in gevoelens, gedachten, bedoelingen en daden. Ook dat men zich eerlijk schikt naar Gods bevelen en verboden. Het is geen walging tegenover iets slechts of verboden en op te geven van het te doen. Het is wél veraf blijven van alles wat God haat en verbiedt, zelfs als het aangenaam lijkt voor de zinnen en de rede.

Meestal gaat 'Tawba' samen met 'nasuh' (letterlijk: zuiver, eerlijk, hervormend en herstellend).

'Tawba nasuh' betekent: een zuivere, eerlijke boetedoening die perfect hervormt en verbetert. “Als men echte spijt heeft, met het hart gevoeld, voor de begane zonde, geeft in deze kwestie een goed voorbeeld voor anderen.” De Qur'an wijst dit aan als echte boetedoening en er wordt vermeld: 'O jullie die geloven: wendt jullie tot God in eerlijke, echte spijt !'

Er zijn drie gradaties in de spijtbetuiging :

  1. de eerste is die van de gewone mensen die niet in staat zijn de Goddelijke Waarheden waar te nemen. De zondaar voelt de zondigheid tegenover God aan als een onrust, en zich bewust van de zondigheid die het hart verstoort, wendt hij zich tot God en drukt spijt uit met betekenisvolle woorden. Zoals: 'Ik heb gezondigd of gefaald, vergeef me!' of 'Ik vraag Gods vergeving'.
  2. Zij die half ontwaakt zijn in de Goddelijke Waarheden, voorbij de sluiers van het materiële bestaan, voelen een inwendige trilling van zondigheid en spijt, net na alles wat er met hun hart en verstand gebeurt en wat onverenigbaar is met het bewustzijn van steeds in Gods nabijheid te verblijven, of na elk moment van onbezonnenheid in hun harten. Zij zoeken dan onmiddellijk beschutting in de Genade en Voorkeur van God. Zij zijn zoals beschreven in de volgende Hadith (Traditie): De Boodschapper van God, vzmh, verklaarde: 'Wie eerlijk spijt heeft van zonde, is alsof hij deze nooit begaan heeft. Als God Zijn dienaar bemint, dan berokkenen de zonden geen schade. Waarop hij het Vers citeerde: 'Waarlijk, God houdt van wie dikwijls spijt betuigt en van hen die voortdurend trachten zichzelf te zuiveren...' Wanneer hem werd gevraagd naar het gevoel van de betrokkene, antwoordde de Profeet: 'Het is een spijt die in het hart wordt gevoeld.' (Qushayri, al-Risala, p.91)
  3. Zij die zo zorgvuldig leven dat 'hun ogen slapen maar hun harten niet' zoals de uitdrukking uit de Traditie luidt, ( Bukhari, Tahajjud, 16 / Muslim, Musafirin, 125): Hun harten waken steeds en verwerpen onmiddellijk alles wat tussen God en hun intiemste vermogens komt. Zij herwinnen het bewustzijn van hun relatie tot het Licht der Lichten. Zij beseffen voortdurend de betekenis van 'Wat een schitterende dienaar!, waarlijk hij was altijd bereid om zich tot God te wenden , voor vergeving.' (S38 A44)

Spijtbetuiging betekent het herwinnen van de essentiële zuiverheid na elke spirituele vervorming en herhaaldelijke zelfvernieuwing.

De stadia van spijtbetuiging zijn :

  1. Men voelt eerlijke spijt en verdriet.
  2. Men is bang bij het herinneren van de zonden in het verleden.
  3. Men tracht onrechtvaardigheden uit te bannen en rechtvaardigheid en recht te steunen.
  4. Men herziet de eigen verantwoordelijkheden en voert de verplichtingen, in het verleden verwaarloosd, uit.
  5. Men hervormt zichzelf door geestelijk fouten te verwijderen die door afwijkingen en dwalingen zijn veroorzaakt.
  6. Men heeft spijt van en betreurt de tijd die is doorgebracht zonder het vermelden of gedenken van God, de tijd zonder dankbetuiging en bezinning. Men is altijd ingesteld op, en waakzaam dat de gedachten en gevoelens kunnen aangetast zijn door hindernissen tussen het 'zelf' en God. Vooral deze laatste eigenschap is kenmerkend voor mensen die onderscheiden zijn door hun nabijheid tot God.

Als een mens geen spijt, verdriet of wroeging vertoont voor begane fouten, hoe klein of hoe groot dan ook; als hij geen angst heeft voor, of zich niet bewust is van de kans van terug te vallen in de zonde, bij elke gelegenheid; als hij geen bescherming zoekt in de dienstbaarheid aan God om zich tegen afwijkingen en fouten te beschermen, dan is zijn spijtbetuiging niet meer dan een leugen.

'Mawlana' Djalal-al-Din al Rumi zegt over eerlijke spijt :

'Ik heb spijt betuigd en mij zo intens tot God gewend, dat ik de belofte van boetedoening niet zal breken tot mijn ziel mijn lichaam verlaat. Want wie anders dan een ezel stapt de ondergang tegemoet, na zoveel te hebben geleden als gevolg van de begane zonden.'

Schuldbetuiging is een eed van deugd en eraan vasthouden is heldhaftigheid die een sterke wil vereist. De heer (de profeet) der schuldbetuigingen, vzmh, zegt dat, wie eerlijk schuld betuigt en eraan vasthoudt, tot de rang der martelaars verheven is, terwijl de spijt der blijvende zondaars die hun afwijkingen niet willen loslaten, een smaad en belediging is van de 'poort' waardoor de eerlijke schuldbelijders passeren.

Wie van de zonden niet afziet, alhoewel hij beweert de Hel te vrezen, en geen goede daden verricht, alhoewel hij beweert het Paradijs te willen bereiken; die onverschillig is tegenover de weg en de daden der Profeet, vzmh, kan niet ernstig worden genomen in zijn beweringen alhoewel hij beweert de Profeet lief te hebben.

De eerste stap van de ingewijde is schuldbesef en de tweede stap is ‘Inaba’, eerlijke boetedoening. In het dagelijks taalgebruik is ‘Inaba’ ook de ceremonie die een man verricht als hij zichzelf onderwerpt aan een spirituele gids of 'murshid'. Terwijl schuldbetoning het trainen veronderstelt van gevoelens, daden en gedachten om de mens van opstandigheid tot aanvaarding te bewegen, maakt eerlijk schuldbesef een kritische benadering nodig van de authenticiteit en toereikendheid van dit schuldbesef. Het is een progressieve reis naar God. Het betekent inspanningen doen tot wat God behaagt en afzien van wat God verbiedt. Eerlijke schuldbetuiging is een geleidelijk opstijgen door de tussenstappen van reizen in God, door een leven van onthechting.

‘Awba’ (zich wenden naar God om vergiffenis te vragen) betekent bovendien om verantwoordelijkheid te nemen om anderen te leiden na de Islamitische weg van geloof, denken en handelen te hebben aangenomen. Dus beschutting zoeken in God in de angst van te sterven als een ongelovige die de eeuwige hel verdient is schuldbewijzen. Het opheffen van het eigen zelf in God met het verlangen van de spirituele rang te bewaren, is eerlijk schuldbesef.

De eerste rang is die van alle gelovigen zoals uitgedrukt in het Vers: 'Doe allen boete in God, o gelovigen!' (S24 A31).

De tweede is een eigenschap van heiligen en de vooraanstaanden in het geloof en in gedrag. Het begin hiervan is te lezen in het Vers: ' Wend U berouwvol naar God' (S39 A54). Het einde is beschreven in 'Hij komt met een hart dat vergeving smeekt.' (S50 A33).

De derde rang is eigen aan de Profeten en de Boodschappers, God waardeert en prijst hen. 'Hoe schitterend deze dienaar!''Waarlijk hij wende zich steeds voor vergeving tot God'. (S38 A44).

De woorden van boetedoening, uitgesproken door hen die zich steeds bewust zijn van Gods alomtegenwoordigheid, drukken eerlijke boetedoening uit. In deze zin moet de beste der schepping, vzmh, worden begrepen als hij de volgende woorden uitspreekt: 'Ik vraag Gods vergiffenis 70 of 100 keer per dag.' Schuldbelijding is de daad van hen die eerlijk trachten te leven maar soms zich niet bewust zijn van Gods voortdurende aandacht voor Zijn dienaren en wat nabijheid tot God werkelijk betekent. Zij die zich bewust zijn van Gods nabijheid vinden het overbodig om zich tot God te wenden zoals de gewone mensen doen. Want God leidt hen zoals Hij wil, geeft hen voortdurend aandacht en is dichter bij hen dan wat dan ook. Hun verblijf is niet het verblijf van de mensen van de Eenheid van het Zijnde, extatische heiligen die de schepping beschouwen in volledige onderdompeling in God en daardoor God als het enige echte Zijnde beschouwen. Hun verblijf is dat van de mensen van de Eenheid der Getuigenis, de heilige schriftgeleerden dat slechts Hij écht bestaat, waarvan getuigd wordt en onderscheiden is voorbij de beperktheid der Schepping. Meer dan dat van hen, is dit het verblijf van wie vooruitgang maakt in de schaduw van de daden der Profeet Ahmad (Mohammed), vzmh, of in het licht der Mohammedaanse lamp. Het is slechts een veronderstelling zonder bewijs als zij, die slechts leven op het uitwendige oppervlak van hun bestaan en niet het gunstige verblijf, spreken over ‘Awba’ en ‘Inaba’ en vooral over de voltooide vormen van deze twee 'verblijven'.