Inleiding

Fethullah Gülen

Hoewel er in de afgelopen jaren een aantal conferenties is georganiseerd over de activiteiten van de Gülenbeweging (ook wel bekend als Hizmet[1] of Hizmetbeweging) op sociaal, educatief en maatschappelijk gebied, en om Fethullah Gülens bijdrage op het gebied van de interreligieuze dialoog te belichten, is er slechts weinig aandacht besteed aan zijn activiteiten op het gebied van formeel en informeel onderwijs, zijn wetenschappelijk werk en zijn interpretatie van de islamitische primaire bronnen en disciplines in de moderne tijd. Maar eigenlijk overstijgt zijn deskundigheid de beperkingen van de moderne academische compartimentering van de islamitische leer. Het doel van dit bewerkte boek is Gülens persoonlijke en theologische profiel te onderzoeken in relatie tot de Koranexegese (tafsier), profetische overleveringen (hadieth), islamitische wetgeving (fikh), islamitische systematische theologie (kalam) en islamitische mystiek of soefisme (tasawwoef).

Voordat we verdergaan is het zinvol om kort in te gaan op de biografie van Fethullah Gülen. Gülen is een islamitische intellectueel en denker, en een religieus geleerde. Hij werd geboren in 1941 in Erzurum, een provinciestad in het oosten van Turkije, en in een erg religieuze omgeving grootgebracht. Zijn eerste leraren waren zijn ouders. Hij beheerste de Koran al op zeer jonge leeftijd (zijn vader leerde hem Arabisch), en volgde daarna traditioneel onderwijs in verschillende onderwijsinstellingen in zijn geboorteplaats. Zijn eerste spirituele en religieuze lessen vanuit zijn eigen huis, werden gevolgd door lessen van verschillende beroemde religieuze geleerden van die tijd. Toen Gülen jong was, ontmoette hij leerlingen van Said Nursi en hij maakte kennis met de Risale-i Noer-collectie.[2] In zeker opzicht kan dit beschouwd worden als een ‘volledige’ en ‘moderne’ islamitische opleiding, die in grote mate bijdroeg aan zijn intellectuele en spirituele vorming. Tegelijkertijd genoot hij nog steeds ‘modern’ onderwijs op het gebied van de wetenschap, filosofie, literatuur en geschiedenis.

In 1959, toen hij ongeveer achttien jaar was, verhuisde Gülen naar Edirne, een oude Turkse stad op de grens van de Balkan, waar hij officieel als imam ging werken. Na zijn militaire dienst en een verblijf van nog enkele jaren in Edirne, werd hij in 1966 aangesteld als Koranleraar in Izmir, de op twee na grootste provinciestad van Turkije. Naast het lesgeven in de Koran en het Arabisch, reisde hij veel rond in het Egeïsche deel van Turkije, waar hij lezingen hield over religieuze, sociale en ethische kwesties. In 1968 ging hij op hadj (bedevaart). In de jaren zeventig was hij een zeer gerespecteerde predikant en geleerde in Turkije. Na de militaire staatsgreep van 12 maart 1971 werd Gülen gearresteerd op verdenking van het ondermijnen van de sociale, politieke en economische grondslagen van het seculerende regime in Turkije, en op verdenking van het oprichten van een vereniging en geheime gemeenschap voor dit doel. Hiermee zou hij misbruik gemaakt hebben van de religieuze gevoelens van de mensen. Zes maanden later werd hij van alle beschuldigingen vrijgesproken en keerde hij terug in zijn voormalige functie. Vervolgens was hij in verschillende steden imam en uiteindelijk kwam hij terecht in Bornova, Izmir, waar hij tot 1980 bleef werken. In 1981 ging hij met pensioen, maar begon in 1986 opnieuw te werken als emeritus predikant. Deze functie bleef hij uitoefenen tot de vroege jaren negentig. In 1994 richtte hij de Stichting van Journalisten en Schrijvers op met als doel ‘het stimuleren van dialoog en tolerantie in alle sociale lagen van de bevolking’. Hij ontving een bijzonder warm welkom van mensen van alle rangen en standen. Hij bezocht het Vaticaan en ontmoette in 1998 wijlen Paus Johannes Paulus II. In 1999 vertrok hij naar de Verenigde Staten voor medische behandeling, en daar verblijft hij nog steeds.

Eind jaren zestig ontstond er in Izmir een kleine groep, gevormd naar de visies van Gülen. Deze groep zette allerlei activiteiten op ten dienste van anderen, die gebaseerd waren op de lessen van Gülen. Vandaag de dag houden mensen van alle rangen en standen zich nog steeds bezig met deze activiteiten, zonder hier in materiële zin iets voor terug te verwachten. Zij prediken, geven les en zetten particuliere onderwijsinstellingen en interculturele centra op om de dialoog te stimuleren. Deze activiteiten worden over de hele wereld ontplooid. Verder publiceren zij boeken, tijdschriften, dag- en weekbladen, nemen deel aan televisie- en radiouitzendingen en financieren studiebeurzen voor arme studenten. Mensen met uiteenlopende achtergronden, die het er echter over eens zijn dat de mensheid geholpen moet worden, vooral op het gebied van onderwijs, hebben bedrijven en stichtingen opgezet die in meer dan 120 landen honderden scholen en vele universiteiten exploiteren. Gülens visie op dienstbaarheid staat geen materiële of politieke winst toe.[3] Dit laat zien dat de Gülenbeweging, met haar duizenden deelnemers binnen en buiten Turkije, een beweging op wereldniveau is.

Zoals eerder vermeld, is Gülen vóór alles een islamitische geleerde. Hij onderwees afgestudeerde theologen in verschillende islamitische disciplines, en doet dit privé en op informele wijze nog steeds. Met uitzondering van ‘Kalbin Zümrüt Tepeleri’ (in het Engels gepubliceerd als ‘Emerald Hills of the Heart’)[4], is er door hem echter geen werk geschreven dat specifiek is gewijd aan de islamitische disciplines zoals wij die kennen vanuit de academische wereld. Werken van zijn hand, zoals ‘Kur’an’dan İdrake Yansıyanlar’ (Reflecties over de Koran) en ‘Kur’an’ın Altın İkliminde’ (In het Gouden klimaat van de Koran) – die ook in het Engels uitgegeven zullen worden – belichten bepaalde verzen van de Koran, en zijn doorspekt met uniek commentaar, dat voor onderzoekers deuren opent naar nieuwe paden. Gülen heeft geen volledige theologische verhandelingen of exegeses over de Koran geschreven. In zijn boeken en toespraken brengt hij deze kwesties echter uitgebreid aan de orde. De auteurs van dit boek baseren hun onderzoek op verschillende teksten van Gülen.

In het eerste hoofdstuk gaat Ismail Albayrak in op Gülens exegetische werken. Hoewel Gülen geen complete exegeses over de Koran heeft geschreven, verwijst Albayrak naar zijn belangrijke exegetische werken om Gülens houding te begrijpen tegenover de moderne islamitische wetenschap met betrekking tot de Koran. Albayrak onderzoekt Gülens interpretatie van de Koran, zijn benadering van de aard en status van de Koran zijnde een goddelijke openbaring, de thematische samenhang van de Koran, het concept van de opheffing (nash), verzen die een expliciete betekenis (moehkam) hebben, of een metaforische of voor meerdere interpretaties vatbare betekenis (moetasjabih), Koranvertellingen en de context van de openbaringen. De belangrijkste vragen die Albayrak aan de orde stelt zijn: wat is het verschil tussen Gülens interpretatie van de Koran, en die van zijn tegenhangers, die zowel de klassieke als de moderne benadering volgen? Biedt Gülen ons een volledig nieuwe interpretatie of volgt hij de reeds stevig gevestigde exegetische tradities? Hoe gaat hij om met de moderne wetenschap en de onophoudelijke wetenschappelijke ontwikkelingen in relatie tot de Koranverzen, en hebben moslims een nieuwe vorm van hermeneutiek nodig voor hun interpretatie van de Koran?

Volgens Albayrak zien sommigen Gülen waarschijnlijk als een stereotype traditionalist die zijn exegeses simpelweg voorziet van wat moderne opsmuk. Anderen, die hem positiever gezind zijn, vinden hem een progressieve, intellectuele moslim, die voldoende religieuze en wetenschappelijke achtergronden heeft om veranderingen aan te brengen in de interpretatie van verschillende islamitische disciplines. Albayrak vindt echter dat Gülen een vertegenwoordiger is van de Ottomaanse exegetische traditie. Hij is goed op de hoogte van klassieke en moderne zienswijzen maar is ook bekend met hedendaagse vraagstukken en de huidige wetenschappelijke ontwikkelingen. Bovendien is Gülen een man van actie. Daarom is het in de ogen van Albayrak onjuist om zijn inspanningen op exegetisch gebied alleen vanuit het perspectief van intellectualisme te benaderen.

Met betrekking tot de methodologie van de exegeses is Albayrak van mening dat Gülen de middenweg bewandelt. Hij gebruikt verslagen over de ‘context van de openbaringen’, terwijl hij soms ook kritiek heeft op deze verslagen. Zijn benadering van het concept van israilijjaat[5] volgt een zelfde patroon. Tijdens het lezen van zijn analyse van de leer van nash (abrogatie) en moehkam and moetasjabih, merkt Albayrak zijn brede begrip van deze kwesties op. Dientengevolge plaatst Albayrak Gülen ergens tussen de traditionele en moderne geleerden in zijn evaluatie van deze hermeneutische modellen. Wat de interpretatie van de aard van de Koran betreft, met daarbij de relatie tussen de wetenschappelijke ontwikkelingen en de Koranverzen enzovoort, hoort Gülen volgens Albayrak ook thuis in het gematigde midden. Gülen spreekt zich uit tegen het volgen van een volledig wetenschappelijke, literaire of klassieke benadering. In plaats daarvan suggereert hij dat islamgeleerden en mensen die zich bezighouden met het verklaren van de Koran, een benadering zouden moeten hebben die uitgaat van de islamitische traditie en ervaring, zonder de moderne ontwikkelingen te negeren.

Ten aanzien van de mystieke, theologische en wettelijke interpretatie van de Koran, vindt Albayrak dat Gülens stijl gematigd is, en dat die de traditionele literatuur volgt en moderne interpretaties en wetenschappelijke onderzoeken niet uit het oog verliest.

Halim Çalış onderwerpt de denkbeelden van Gülen over de profetische overlevering, ook wel bekend als hadieth, aan een onderzoek. Çalış behandelt alle ideeën van Gülen over dit onderwerp aan de hand van voorbeelden uit diens werk. En op basis daarvan presenteert hij korte discussies over verschillende specifieke onderwerpen, om zo alles wat onder de noemer hadieth valt, te benoemen, zoals informatie over hadieth, de keten van isnad (overdragers) en matn (teksten), de soorten hadieth-collecties, de status van hadieth (de tweede bron van de islam), de grote rol van de Profeet in de islam, de functie van hadieth, kritiek van westerse geleerden op hadieth, de leer van sola scriptura, informatie over Gülens eerdere hadieth-studies, en Gülens deskundigheid op het gebied van ilm al-ridjal (hadieth-vertellers).

Çalış behandelt deze onderdelen vanuit drie verschillende uitgangspunten, namelijk de manier waarop Gülen hadieth gebruikt en interpreteert in zijn werk als ‘vertolker’, welke bijdrage hij levert als ‘leraar’, en welke visie hij erop na houdt met betrekking tot de eigentijdse discussies over hadieth. Çalış beschrijft Gülen als een geleerde van de alim-soort, die zeer goed op de hoogte is van de verschillende islamitische en moderne wetenschappen, en hij hecht veel waarde aan zijn interpretatie van hadieth. Hij legt de nadruk op Gülens visie op hadieth tegen de achtergrond van de Koran. Hoewel Gülen dicht bij het soenni-paradigma blijft, is hij altijd op zoek naar de middenweg om hadieth te combineren met de heersende interpretatie. Gülen staat dan ook bekend vanwege zijn voorkeur om in plaats van het ontkennen van de authenticiteit van de overgeleverde verhalen, zoals de schepping van Eva uit Adams rib en andere hadieth-verhalen die voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn, deze een allegorie te noemen. Volgens Çalış is de kern van Gülens benadering van hadieth (gezien vanuit de heersende stroming binnen de islam), diens bedoeling om de problemen van de moderne tijd op te lossen met gebruik van de flexibiliteit die al in het wezen van religie zit, en door respect voor het soefisme.

Çalış richt zich ook op een ander aspect van Gülens deskundigheid op het gebied van hadieth, namelijk de moderne discussie over hadieth en wetenschap. Volgens Çalış is Gülen in staat om verrassende antwoorden op hedendaagse vragen af te leiden uit hadieth. Menselijke ratio en wetenschappelijke feiten zijn welkom zolang ze ondersteunend zijn, maar zijn niet bepalend voor het proces van interpretatie. Çalış benadrukt Gülens verdediging van hadieth in de moderne tijd ten zeerste. Gülen vertelt de hadieth niet alleen tijdens zijn preken en openbare toespraken, maar hij becommentarieert ze ook en leert mensen over de onderwerpen die eraan gerelateerd zijn. In zijn evaluatie van hadieth bekritiseert Gülen zowel degenen die de theologische en juridische effectiviteit van de soenna[6] bagatelliseren of zelfs volledig ontkennen, als degenen die het afdoen als blinde imitatie van de Profeet. Hoewel Gülen veel waarde hecht aan de klassieke visie, ontwikkelt hij ook een moderne verklarende methodologie. Volgens Çalış erkent Gülen in de eerste plaats de historische en culturele achtergrond van de handelingen en stellingen van de Profeet, en maakt hij onderscheid tussen de persoonlijke en universele kenmerken van de soenna. Ten tweede benadrukt Gülen de ‘geest’ van de soenna en het belang van de bestudering ervan. Deze benadering stelt Gülen aan de ene kant in staat om de autoriteit van de soenna te erkennen, en om deze bron tegelijkertijd te interpreteren waarmee hij tegemoet kan komen aan de behoeften van de moslims van deze tijd.

De analyse van Çalış schenkt ook aandacht aan de uitgebreide informatie die Gülen geeft over de volkeren en de gebeurtenissen in een bepaalde hadieth. Bovendien dient Gülen degenen die sommige beroemde hadiethvertellers veroordelen, van repliek. Dit hoofdstuk kan daarom worden beschouwd als een kernachtig overzicht van Gülens visie op hadieth.

Ismail Acar probeert Gülens juridische methodologie binnen de juridische en intellectuele dialoog van de islam in het heden te plaatsen. Zijn redenering is dat Gülen de hedendaagse manier van islamitisch denken op intellectueel niveau transformeert door zijn actieve betrokkenheid bij islamitisch onderwijs en door de vragen die bij vele moslims vandaag de dag spelen. Hij creëert fatwa’s (juridische maatregelen) en wettelijke interpretaties die stroken met zowel de klassieke bronnen als met de moderne omstandigheden. Is Gülen een onafhankelijke, competente jurist? Dit is één van de cruciale vragen die Acar zichzelf stelt. Om deze belangrijke vraag te kunnen beantwoorden, is het noodzakelijk om Gülens competentie in zijn idjtihads[7] te onderzoeken. Volgens Acar zijn er twee belangrijke kwesties die hierbij in overweging genomen moeten worden. De eerste behelst Gülens levensomstandigheden, en de tweede gaat over de voorwaarden voor idjtihad. Wat betreft de eerste kwestie wijst Acar ons op enkele keerpunten in het leven van Gülen. Een enorme verandering was zijn verhuizing van zijn zeer conservatieve geboorteplaats naar moderne plaatsen, waar de religieuze eerbied lang niet zo’n belangrijke rol speelde. Zijn emigratie naar de V.S. en zijn verblijf daar van meer dan tien jaar zijn hierbij het meest bepalend geweest. Volgens Acar begrijpt Gülen hierdoor de behoeften van de moderne mens, en deed die in hem het verlangen groeien om de kernwaarden van de islamitische wet te verklaren en te beschermen.

Met betrekking tot dit tweede onderwerp gebruikt Acar het argument van de grote moslimgeleerde Ghazzali.[8] Acar is zeer stellig in zijn goedkeuring van Gülens kwaliteiten ten opzichte van onafhankelijke idjtihad. Bovendien is Acar ervan overtuigd dat Gülens grote kennis over de klassieke bronnen hem in staat stellen nieuwe perspectieven en manieren van kritisch denken te ontwikkelen over de islamitische jurisprudentie. Verder is het belangrijk niet te vergeten dat de imam Gülen de theoretische en de praktische toepassing van de wet goed in balans kan houden. Toch gaat Gülen nooit voorbij aan de sterk gevestigde islamitische juridische ideeën. Volgens Acar werkt Gülen over het algemeen op dezelfde manier als de Hanafi-Matoeridi-school, in het bijzonder ten aanzien van het opnieuw onderzoeken van alle, op traditie en gewoonte gebaseerde, juridische interpretaties. Voor Acar is dit het nieuwe perspectief dat Gülen aan het moderne leven van de hedendaagse moslims wil toevoegen. En Acar zegt dat Gülen van mening is dat deze belangrijke missie alleen kan worden volbracht door een gekwalificeerde commissie.

Acar geeft een aantal voorbeelden van Gülens idjtihad om te illustreren hoe deze met uiteenlopende kwesties omgaat. Bovendien maakt Gülen een duidelijk onderscheid tussen kwesties die opnieuw beoordeeld kunnen worden, en kwesties waarbij hiervan geen sprake is. Acar benoemt ook Said Nursi’s invloed op Gülen met betrekking tot zijn benadering van de islamitische wet. Tenslotte vestigt Acar de aandacht op het concept van maslaha (maatschappelijk belang), en de rol hiervan in Gülens juridische gedachtegang. Dit inzichtvolle hoofdstuk werpt licht op een verwaarloosd onderdeel van de wetenschappelijke kennis van Gülen.

Zeki Sarıtoprak probeert een antwoord te vinden op de vraag of het mogelijk is om te praten over een moderne islamitische theologie van sociale verantwoordelijkheid. Hiertoe beschrijft hij niet alleen in het kort de achtergrond van het theologisch discours in de islam, maar bediscussieert tevens een islamitische theologie van sociale verantwoordelijkheid en haar mogelijkheden in de huidige tijd. De eerste kwestie die Sarıtoprak aanpakt is de definitie van iman (geloof) en de relatie hiervan tot amal (daden) in de theologische moslimtraditie. Hij redeneert dat, hoewel een gebrek aan actie misschien niet hetzelfde is als een gebrek aan geloof, daden wel een goede maatstaf vormen voor de kracht of de zwakte van iemands geloof. Verder vestigt hij de aandacht op het verschil tussen theologie (voornamelijk intellectueel) en jurisprudentie (praktijk) in islamitische studies. Volgens Sarıtoprak ontwikkelden de islamitische theologen de intellectuele en theoretische aspecten van de islamitische theologie, en lieten ze praktische invulling over aan fikh, die zich bezighoudt met de dagelijkse activiteit van de gelovige, zoals de dagelijkse gebeden, sociale interacties, liefdadigheid, huwelijken, handel, enzovoort. In de moderne tijd zijn er enkele pogingen gedaan om een sociale islamitische theologie te ontwikkelen, maar de meerderheid van deze pogingen concentreert zich op de sociologie in plaats van op de Koran. Sarıtoprak beroept zich op Dermot A. Lane’s boek ‘Foundations for a Social Theology’, voor zijn argumentatie dat er geen klassieke of moderne islamgeleerde bestaat die sterker de nadruk legt op het belang van handelingen in de theologie (kalam) dan Gülen.

Vervolgens komt Sarıtoprak tot de kern van zijn betoog en introduceert Gülen aan de lezer als een uitzonderlijke stem in een islamitische theologie van sociale verantwoordelijkheid. Volgens Sarıtoprak neemt Gülen geen genoegen met de traditionele taken van kalam (waarbij hij het islamitische geloof beschermt tegen aanvallen op intellectueel niveau), maar voegt hieraan toe dat de praktijk één van de belangrijke dimensies vormt van de moderne islamitische kalam. Op die manier biedt kalam niet alleen tegenwicht aan de uitdagingen door de Westerse kritische benadering van religie, maar vormt deze ook een stevige basis voor vele sociale activisten. De inspanningen van Gülen vertegenwoordigen dit aspect van de kalamwetenschap. Net zoals de sociale theologie van het Westen, omvat Gülens theologie van sociale verantwoordelijkheid collectieve benadering van de sociale en spirituele problemen van de moderne tijd, gezien door de bril van de verschillende sociale wetenschappen. Volgens Sarıtoprak is Gülens visie op sociale theologie gebaseerd op de levenswijze van de Profeet. Verder speelt liefde een belangrijke rol in de manier waarop hij theologie benadert. De gelovige ‘zou zich moeten haasten om het huilen te stoppen en moeten uitreiken naar hen die treuren, hij zou pijn moeten bestrijden met een tegengif, en het geween van mensen moeten transformeren in vreugde’.

Positieve actie is ook een onderdeel van Gülens theologie van sociale verantwoordelijkheid. Ieder individu is in staat om iets bij te dragen aan de gemeenschap. Een manier om dit te doen is actief deelnemen aan het sociale leven van instellingen, en anderen met vroomheid begeleiden naar perfectie en volwassenheid, zowel in hun privéleven als in hun sociale leven. Volgens Sarıtoprak onderscheidt Gülens benadering zich hierin van de benadering van andere imams. Gülen heeft eveneens de sociale realiteit van de huidige tijd geanalyseerd en geeft aan hoe problemen kunnen worden opgelost door positieve actie. Positieve actie is onder te verdelen in twee aspecten: onderwijs en interreligieuze dialoog. Het is duidelijk dat Gülens theologie van sociale verantwoordelijkheid betrekking heeft op de gehele mensheid. Verder laat Sarıtoprak uiteenlopende aspecten van door Gülen geïnspireerde activiteiten zien. Hoewel onderwijs en interreligieuze activiteiten de basis vormen, gaat Gülens theologie van sociale verantwoordelijkheid verder dan het werk op scholen en bijeenkomsten alleen uit het oogpunt van dialoog. Sarıtoprak legt uit waarom zijn idee over theologie zo belangrijk is: “Gülen heeft de waarden van de islam succesvol weten te combineren met het moderne leven in maatschappelijke instellingen op het gebied van onderwijs en volksgezondheid. Dit is een tot nu toe ongekende combinatie in de geschiedenis van de islam.”

Mehmet Y. Şeker behandelt het soefi-aspect van Gülens theorie. Şeker begint met informatie over tasawwoef (het soefisme) vanuit het perspectief van een soennitische moslim[9]. Ten eerste staat hij stil bij het doel van het soefisme. In het kort beschouwt hij tasawwoef als een oorspronkelijk onderdeel van de islam, omdat het vooral een manier van leven is. Voordat hij dieper ingaat op Gülens benadering van het soefisme, volgt hij de standaard verdeling van tasawwoef en draagt hij de hoofdkenmerken aan van ieder stadium in de geschiedenis. De eerste periode heet zoehd (onthouding en vroomheid) en is erg eenvoudig in vergelijking met de complexe ontwikkeling in de daarop volgende eeuwen. Op basis van verschillende bronnen stelt Şeker dat de generieke naam tasawwoef voor velen dan nog onbekend is, en dat er buiten de primaire bronnen van de islam geen regels of principes bestaan. De enige wens van een soefi destijds, was het imiteren van het leven van de Profeet en zijn metgezellen (sahaba[10]). In het tweede stadium van het soefisme ontwikkelen vele soefi’s een methode van riyada (soberheid) en moedjahada (streven). Verder werd het belang benadrukt van een spirituele vorm van leren en spirituele kennis, ma’rifa.

Dit is de periode van vele beroemde mystici, en het soefisme wordt nu definitief een onderdeel van de islam. De slotfase is het stadium van tarika. In dit stadium wordt het soefisme geïnstitutionaliseerd en ontstaan vele krachtige soefi-ordes. Na deze inleiding in de ontwikkeling van het soefisme, beschrijft Şeker op welbespraakte wijze de spirituele reis van de soefi’s, waarmee hij de weg baant voor een goed begrip van Gülens benadering van de islamitische mystiek. Deze reis is een innerlijke tocht van het hart die eindigt bij de geliefde Almachtige God.

Vervolgens bespreekt Şeker in zijn uitgebreide en nuttige verslag Gülens familie, zijn sociale milieu en zijn opleiding. Het is overduidelijk dat vanaf zijn vroegste kinderjaren zijn familie en enkele lokale geleerden en mystici een grote invloed hebben gehad op de manier waarop hij de soefi-levenswijze in de praktijk bracht. Toch neemt Said Nursi de belangrijkste plaats in op het gebied van het soefisme. Volgens Şeker leggen zowel Gülen als Nursi grote nadruk op het innerlijke en persoonlijke aspect van het soefisme, al hebben ze allebei nooit deel uitgemaakt van een officiële soefi-orde. Şeker wijst dan ook meerdere malen op het feit dat Gülen zichzelf niet beschouwt als een soefi-meester, een sjeik. Verder is het van belang rekening te houden met de voornaamste begrippen van het soefisme (ernst, lijden, verdriet, aanbidding), begrippen die Gülen veelvuldig gebruikt in zijn toespraken en geschreven teksten. Ook gaat Şeker op zoek naar sporen van eerdere soefi’s die hebben bijgedragen aan Gülens visie op het soefisme.

Als inspiratie voor een mondiale beweging op het gebied van onderwijs, naastenliefde en dialoog benadrukt Gülen het actief uitoefenen van het soefileven, en hij begeleidt zichzelf en anderen. Volgens Şeker beschouwt Gülen een dergelijk leven als de roeping van de Profeet en zijn metgezellen. Tenslotte vestigt Şeker de aandacht op Gülens meesterwerk over het soefisme: Emerald Hills of the Heart. Ondanks de overeenkomst van deze begrippen met de traditionele bronnen, verschillen de inhoud en de presentatie volgens Şeker sterk van hun klassieke tegenhangers. Şeker is van mening dat deze benadering van Gülen het soefisme dynamischer maakt. Zijn gerichtheid op de weg van adjz, fakr, sjawk en sjoekr, gecombineerd met de nadruk op het evenwicht tussen de innerlijke wereld en de buitenwereld, resoneert met het werk van Nursi.

Het laatste hoofdstuk is geschreven door Ergün Çapan, die in Turkije een specialist is op het gebied van Koranstudies. Çapans artikel vestigt de aandacht op een nieuw aspect van Gülens werk. Om te beginnen richt Çapan zich op de omgeving, bronnen, en onderwijsstijl waarmee Gülen is grootgebracht. Hij heeft kans gezien om onderwijs te krijgen van leraren of imams die zijn opgeleid in het traditionele Ottomaanse onderwijssysteem, in een periode waarin islamitisch onderwijs erg schaars was. Çapan legt uit dat Gülen onderwezen is door de belangrijkste en meest invloedrijke leraren en imams uit die tijd. Hiernaast volhardde hij in het zelfstandig bestuderen van Arabische tekstboeken uit de klassieke Ottomaanse scholen. Çapans interessantste analyse is wellicht zijn uitleg het doorzettingsvermogen en de inspanning van Gülen om moderne teksten te bestuderen, onvoorstelbaar in de kringen van klassiek religieus onderwijs. Gülen, die enkele van de beroemdste werken uit het Oosten en het Westen heeft gelezen, heeft tevens literatuur, filosofie, sociologie, psychologie en de wetenschappelijke ontwikkelingen van zijn tijd bestudeerd.

Dit hoofdstuk, dat een grote bijdrage levert aan Gülens wetenschappelijke profiel, bevat ook belangrijke informatie over Gülens persoonlijke studiekring, de teksten die hij onderwees, en de manier waarop hij dat deed. De lijst die Çapan aandraagt, laat zien dat de door Gülen onderwezen werken groot en omvangrijk zijn. Van exegese tot islamitische mystiek, van recht tot hadieth en theologie, van Arabisch en welbespraaktheid tot het leven van de Profeet. Gülen heeft een heel scala aan klassieke en moderne werken gelezen met zijn studenten, en een deel hiervan heeft hij meer dan eens onderwezen. Er wordt gezegd dat er soms wel vijftig tot zestig pagina’s na het ochtendgebed worden gelezen, of zelfs een hele serie boeken tijdens de ramadan. Gülen verlangt van zijn studenten dat ze zich voorbereiden op de lessen en besteedt vaak tijd aan het becommentariëren en beoordelen van de bestudeerde teksten. Volgens Çapan zijn dit de leukste en meest bevredigende momenten van de les. Daarom richt Çapan zich in zijn artikel niet alleen op Gülens deskundigheid op het gebied van de basisdisciplines van de islam, maar gaat hij in op zijn totale deskundigheid op het gebied van algemene islamitische studies, en op zijn manier van lesgeven. Hier komt nog bij dat het artikel is geschreven door één van de leerlingen van Gülen zelf, waardoor dit artikel een grote bijdrage vormt aan de omschrijving van Gülens meesterschap in islamitische disciplines.

Het is mijn belangrijkste taak om mijn oprechte dank te zeggen aan de medewerkers die dit boek hebben verrijkt met hun beschrijvingen van de verschillende aspecten van Fethullah Gülens islamitische geleerdheid. Hiermee hebben zij dit boek – het eerste in zijn soort – mogelijk gemaakt. Ook ben ik mijn collega’s erkentelijk voor hun genereuze en constructieve kritiek. De ereplaats komt toe aan dr. İsmail Acar, prof. Raymond Canning, dr. İhsan Yılmaz en Hakan Yeşilova. Maryna Mews en Derya Iner redigeerden het manuscript en droegen nuttige suggesties aan. Tenslotte: dit boek was niet tot stand gekomen zonder de onophoudelijke steun en aanmoedigingen van mijn vrouw Fatma Albayrak.

İsmail Albayrak behaalde zijn doctorsgraad aan de Leeds Universiteit. Vervolgens bekleedde hij een positie aan de Sakarya Universiteit in Turkije, waar hij onderwijs gaf in, en publiceerde over Koranstudies, klassieke exegese en moderne interpretaties van de Koran en het oriëntalisme. Momenteel is hij hoogleraar in de islamitische leer aan de Australische Katholieke Universiteit. Hij is co-redacteur van ‘Oryantalizmi Yeniden Okumak: Batı’da İslam Çalışmalar’ (Een herinterpretatie van het oriëntalisme: de islamitische leer in het Westen), schrijver van ‘Klasik Modernizm’de Kur’an’a Yeni Yaklaşımlar’ (Benadering van de Koran in het klassieke modernisme) en ‘Fethullah Gülen Hocaefendi’nin Tefsir Anlayışı’ (Fethullah Gülens benadering van de Koranexegese). Verder gaan zijn interesses als onderzoeker uit naar interreligieuze dialoog in combinatie met de plek van moslimgemeenschappen en hun activiteiten in een globaliserende wereld.

[1] Hizmet is een Turks woord voor dienstbaarheid.
[2] De Risale-i Noer-collectie, geschreven door de islamgeleerde Said Nursi (1867 – 1960), zijn 130 verhandelingen over de Koran, die inmiddels in 27 talen zijn vertaald.
[3] http://fgulen.com/en/fethullah-gulens-life/about-fethullah-gulen/biography
[4] The Essentials of the islamic Faith van Gülen kan worden beschouwd als een bundel over systematische theologie, maar het beslaat niet alle onderdelen van de theologie. Verder heeft hij ook geschreven over het leven van Profeet Mohammed, vrede zij met hem, en het belang van profetische overleveringen. Dit zijn echter geen volledige teksten over deze onderwerpen.
[5] In gedeeltelijke zin is israilijjaat van toepassing op de tradities en verslagen, die elementen bevatten uit de mythische en religieuze joodse en christelijke literatuur. Het verwijst echter ook vaak naar zoroastrische en andere Oosterse elementen, waaronder folklore.
[6] De soenna is de manier van Profeet Mohammed, vrede zij met hem, zoals die gekend is via overleveringen over diens leven. Uit al wat hij zei en deed tijdens zijn leven wordt de soenna afgeleid. De soenna is één van de vier bronnen van het islamitische recht.
[7] Voor meer uitleg over idjtihad zie İsmail Acars hoofdstuk in dit boek.
[8] Ghazzali (1058 – 1111), ook wel bekend als Al-Ghazali, was een Perzische islamgeleerde met veel invloed op de Arabische filosofie.
[9] Binnen de islam bestaan twee hoofdstromen: het soennisme en het sjiisme. Het soennisme is de grootste hoofdstroming die verdeeld is in vier verschillende scholen van jurisprudentie (Hanafi, Shafi’i, Maliki en Hanbali).
[10] Sahaba oftewel metgezellen zijn de mensen die de Profeet hebben gezien/gesproken en moslim waren.